nummer: 08/2671/TB
betreft: [klager] datum: 25 februari 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 21 oktober 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 januari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, is namens de Staatssecretaris gehoord, [...]
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsman mr. J.G.D. Rutten is overeenkomstig zijn eerdere telefonische mededeling op 9 januari 2009 niet ter zitting verschenen.
Na afloop van de zitting is door de beveiliging van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle een mobiel telefoonnummer van mr. Roethof verstrekt met de mededeling dat de advocaat, omdat de zitting uitliep in tijdnood is gekomen en de p.i. inmiddels
had
verlaten. De advocaat zou om aanhouding van de behandeling hebben gevraagd. De beroepscommissie ziet geen reden om een dergelijk niet tijdig verzoek gedaan door een advocaat, van een ander advocatenkantoor dan klagers raadsman, van wie haar niet bekend
is dat klager door hem wenst te worden bijgestaan, te honoreren.
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het bovenstaande verzoek af.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar een voorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting (hierna: Pompestichting).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
In het kader van de tbs is hij op 28 juni 2000 geplaatst in het forensisch psychiatrisch centrum Van Mesdag te Groningen en op 3 juli 2001 overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht. In januari 2003 is klager transmuraal verlof
verleend.
Op 20 maart 2003 is hij ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Op 8 april 2003 is hij teruggeplaatst in de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht. Vervolgens is hem meerdere keren verlof verleend en is hij weer teruggeplaatst in
de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht. In november 2005 heeft de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht de Staatssecretaris verzocht om klager te plaatsen in een longstayvoorziening, welke aanvraag niet is ondersteund door onafhankelijke
gedragsdeskundigen. Op 3 augustus 2006 is klager wederom ter observatie geplaatst in het PBC. Op 21 september 2006 is klager teruggeplaatst in de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht. Op 7 juni 2007 is klager overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek,
locatie Amsterdam. Op 13 augustus 2007 heeft de Oostvaarderskliniek, locatie Amsterdam, de Staatssecretaris verzocht om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. Bij brief van 19 september 2008 is het voornemen van die inrichting tot overplaatsing
van klager naar de Pompestichting in het kader van een ruiling aan de Staatssecretaris kenbaar gemaakt. Bij brief van 24 september 2008 heeft de Oostvaarderskliniek, locatie Amsterdam, aan de Staatssecretaris meegedeeld geen nadere argumentatie voor
een
longstayindicatie aan te voeren, gelet op de recente rapportages van onafhankelijke deskundigen. De Staatssecretaris heeft op 21 oktober 2008 beslist klager over te plaatsen naar een voorziening van de Pompestichting. Deze overplaatsing is op 28
oktober
2008 gerealiseerd.
3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met overplaatsing naar de Pompestichting.
De beslissing is genomen na een tweede negatieve beslissing van de LAP op het verzoek om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. De LAP heeft geoordeeld dat het binnen de inrichting halen van klager - hij woonde voorheen gedeeltelijk in een
eigen
woning - onzinnig en onterecht was. Tevens heeft de LAP vastgesteld dat klager niet schizofreen is, de risicotaxatie zeer positief is, er geen gevaar van klager dreigt en dat een tbs-setting voor klager niet geschikt is. Vervolgens heeft de inrichting
verzocht om overplaatsing van klager naar een andere inrichting door middel van ruiling. Klager is bezig met een studie website development die € 1.200,= heeft gekost en die hij binnen twee maanden moet afronden voor het behalen van het diploma. Deze
studie is volledig afhankelijk van de situatie zoals die in de Oostvaarderskliniek is en onder die omstandigheden begonnen. In de Oostvaarderskliniek is sprake van internettoegang bij onderwijs en er is speciaal een computer ingericht met voor de
studie
benodigde programma’s, die alleen via internet zijn te verkrijgen. In de Pompestichting zijn deze omstandigheden afwezig en is het onmogelijk deze studie voort te zetten. Door deze beslissing wordt klager in zijn rechten aangetast.
Op 2 december 2008 heeft de behandeling van klagers beroep tegen verlenging van de tbs plaatsgevonden. Naar verwachting van klager(s advocaat) zal zijn tbs op grond van de rapportages (voorwaardelijk) worden beëindigd. [Deskundige] heeft al aangegeven
dat de gestelde diagnoses fout zijn. Het zou onzinnig zijn en alleen maar extra problemen veroorzaken om klager in de tussentijd over te plaatsen naar een plaats die uren van zijn woning ligt.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Oostvaarderskliniek zag geen perspectief meer voor behandeling van klager. Twee lonstayaanvragen zijn afgewezen door de LAP en klagers behandeling heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Volgens de Oostvaarderskliniek hebben het feit dat
klager
nog steeds zeer verbolgen is over de naar zijn mening onterecht stopgezette eerdere resocialisatie en de longstayaanvraag van de inrichting een klimaat geschapen waaruit geen productieve behandeling meer kan voortkomen. Een en ander wordt onderschreven
door de vele klachten aan het adres van de inrichting.
Het gerechtshof Arnhem heeft bij uitspraak van 16 december 2008 het recidiverisico niet zodanig laag geacht dat klagers tbs onder voorwaarden werd beëindigd, maar klagers tbs met een jaar verlengd. In het kader van de schorsingsprocedure is contact
opgenomen met de Pompestichting waaruit blijkt dat de Pompestichting mogelijkheden ziet voor klager om zijn studie daar te vervolgen. Hoewel dit thans niet direct aan de orde is, prevaleert het belang van klagers behandeling boven klagers belang bij
het
voortzetten van zijn studie. Verzocht wordt om het beroep ongegrond te verklaren.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van tbs-gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere tbs-gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke tbs-gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing genomen onder verwijzing naar de brief van 19 september 2008 van het hoofd van de Oostvaarderskliniek, locatie Amsterdam. In die brief staat vermeld dat het vrijwel onmogelijk lijkt om met klager nog
tot
een goede samenwerking te komen in die inrichting. Het feit dat klager grotendeels niet aan zijn behandeling wil meewerken, nog steeds verbolgen is over de naar zijn mening onterecht stopgezette resocialisatie en de longstayaanvraag van de inrichting
hebben een klimaat geschapen waaruit geen productieve behandeling meer kan voortkomen. Volgens mededeling van de Pompestichting brengt klagers overplaatsing naar de Pompestichting niet met zich mee dat hij daar zijn studie niet zou kunnen voortzetten.
Door klager is zulks niet verder weersproken. Inmiddels heeft het gerechtshof Arnhem op 16 december 2008 niet zoals klager verwachtte diens tbs onder voorwaarden beëindigd maar dit te vroeg geacht en klagers tbs met een jaar verlengd. Naar het oordeel
van de beroepscommissie heeft klager ook overigens geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de Pompestichting niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof.dr. F.A.M. Kortmann en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 februari 2009
secretaris voorzitter