Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0217/GV, 24 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/217/GV

betreft: [klager] datum: 24 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers oom is overleden. Het was zijn lievelings oom en klager mag niet naar de begrafenis. Ook niet met een begeleider.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager functioneert negatief in de inrichting. Hij gebruikt softdrugs, waarvoor hij rapporten opgelegd heeft gekregen. Klager heeft een negatieve houding naar personeel. Hij is verbaal agressief jegens het personeel. Overigens is hij daarvoor niet
gesanctioneerd.
Op grond van artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) komt klager niet in aanmerking voor het bezoeken van de begrafenis of afscheid nemen van zijn oom. Een oom is namelijk een derde graad bloedverwant.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De oom is een derde graad familieverwant en klager functioneert negatief.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie en een half jaar met aftrek, wegens – kortweg – opzettelijke vrijheidsberoving en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 september 2009. Aansluitend dient hij eventueel
een subsidiaire hechtenis van vier dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Artikel 21, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 24, eerste en tweede lid,
van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van de levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Het bezoek kan bestaan in het bijwonen van
de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.

Klagers verzoek is afgewezen omdat de oom van klager niet behoort tot de in artikel 24, eerste lid, van de Regeling genoemde relaties. Gelet hierop komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris niet in
strijd is met een geldend wettelijk voorschrift, noch bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Zij zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 februari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven