Nummer 25/46327/GA
Betreft [klager]
Datum 23 juni 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van het Justitieel Centrum (JC) Zeist (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van zeven dagen, vanwege een gespannen en dreigende sfeer op de afdeling, ingaande op 30 augustus 2024.
De beklagcommissie bij het JC Zeist heeft op 30 januari 2025 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (JZ2024-560). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zeist, en […], juridisch medewerker bij het JC Zeist en klagers raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, (digitaal) gehoord op de zitting van 9 mei 2025 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Mr. P.H. van Roosmalen, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Naar aanleiding van verschillende incidenten op de afdeling – onder andere fysiek geweld tussen gedetineerden, het uiten van bedreigingen tegenover personeel, dreigende uitspraken over het opnieuw veroorzaken van fysiek geweld en het aantreffen van een smartphone – was de sfeer op de afdeling zeer gespannen en dreigend. Gedetineerden hebben gehoord dat er klappen zijn uitgedeeld en een gedetineerde heeft ook aangegeven klappen te hebben gehad. Gedetineerden hebben gedreigd om elkaar en/of het personeel wat aan te doen. Gelet hierop, en gezien de verschillende meldingen van gedetineerden dat er opnieuw geweld zou worden gebruikt, was het in het belang van de orde, rust en veiligheid noodzakelijk om de gehele afdeling uit te sluiten van deelname aan activiteiten. Er is op de dag van het opleggen van de ordemaatregel met alle gedetineerden gesproken om een beeld te krijgen van de situatie. Gedetineerden hebben toen ook aangegeven dat zij bang waren vanwege de dreigingen. Er waren twee groepen die zorgden voor de onrust, maar de gehele afdeling had hier last van. De groepen stimuleerden elkaar negatief. Klager was niet de aanstichter van de situatie.
Het is niet mogelijk de mededelingen in de schriftelijke beslissing nader te concretiseren, omdat dit de veiligheid van de melder(s) in gevaar kan brengen. Ook is het in een situatie als deze niet mogelijk om voor alle (dertig) betrokken gedetineerden een uitgebreide motivering op te nemen in de beslissing. Wel is elke gedetineerde gehoord en dus gesproken in het kader van de oplegging van de ordemaatregel. Het opleggen van een ‘groepsordemaatregel’ is zeer ingrijpend en dient als ultimum remedium. Deze beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen.
Het was niet verantwoord om de ordemaatregel eerder te beëindigen. Hoewel uiteindelijk (op de derde dag) drie gedetineerden – niet zijnde klager – zijn overgeplaatst, waren de spanningen toen niet meteen verdwenen. In een dergelijke situatie is het niet wenselijk om van de ene op de andere dag het reguliere dagprogramma weer te starten. Activiteiten zijn eerst in kleine groepen aangeboden en het dagprogramma is daarna beetje bij beetje verder uitgebreid, om steeds te kunnen beoordelen in hoeverre het mogelijk en verantwoord zou zijn om de ordemaatregel te beëindigen en het reguliere dagprogramma weer op te starten. Vanuit de gedetineerden kwamen er signalen over een opstand tijdens het luchtmoment. Gezien het feit dat tijdens een luchtmoment een groep van de afdeling opstandig was en in eerste instantie niet naar binnen wilde gaan aan het einde van het luchtmoment, was het niet mogelijk om het dagprogramma eerder weer volledig op te starten. Deze situatie is niet verder geëscaleerd, maar zorgde er wel voor dat het dagprogramma stapsgewijs weer is opgestart. Daar komt bij dat de dreigende en gespannen sfeer op de afdeling niet afnam. Op de vierde dag zijn de activiteiten in kleine groepjes hervat.
Standpunt van klager
Er waren spanningen tussen bepaalde groepen op de afdeling, maar klager heeft niets te maken met de gespannen en dreigende sfeer op de afdeling. Het is niet duidelijk wat er precies speelde en waar de bedreigingen uit bestonden. Ook is niet duidelijk waarom aan klager een ordemaatregel opgelegd diende te worden. Daarnaast heeft de ordemaatregel te lang geduurd.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 23, eerste lid, onder a., van de Penitentiaire beginselenwet is de directeur bevoegd om een gedetineerde uit te sluiten van deelname aan een of meer activiteiten indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Uit de beslissing volgt dat de ordemaatregel is opgelegd vanwege een zeer gespannen en dreigende sfeer op de afdeling waar klager verbleef. Er waren meldingen waaruit zou volgen dat de veiligheid in het geding was. Hoewel uit de beslissing niet concreet blijkt welke gedetineerde wat zou hebben gezegd, geeft deze beschrijving naar het oordeel van de beroepscommissie wel voldoende de situatie weer en volgt daaruit waarom de ordemaatregel is opgelegd. Het zou de veiligheid van de melder(s) in gevaar kunnen brengen als details in de mededeling zouden worden opgenomen. Bovendien is de ordemaatregel opgelegd om rust op de afdeling te creëren en onderzoek te doen naar de situatie. Op het moment dat de beslissing werd opgemaakt, was de directeur nog niet op de hoogte van de precieze situatie.
In de beklag- en beroepsprocedure heeft de directeur nadere informatie over de situatie gegeven. Er was sprake van fysiek geweld tussen gedetineerden onderling, bedreigingen jegens het personeel en dreigende uitspraken over het opnieuw veroorzaken van fysiek geweld. Er waren groepen gedetineerden die elkaar negatief beïnvloedden. De directeur diende duidelijkheid te krijgen over wat er aan de hand was en welke gedetineerden voor de onrust zorgden, om verdere escalatie te kunnen voorkomen. De beroepscommissie overweegt dat voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake was van een zodanig dreigende situatie, dat de directeur de gehele afdeling mocht uitsluiten van activiteiten om de orde en veiligheid in de inrichting te kunnen handhaven en herstellen. In hoeverre klager al dan niet een (individueel) verwijt kan worden gemaakt, is in het kader van de oplegging van een ordemaatregel niet relevant.
Een ordemaatregel wordt, anders dan een disciplinaire straf, niet zonder meer ten uitvoer gelegd voor de duur waarvoor deze is opgelegd, maar dient te worden beëindigd zodra dat mogelijk en verantwoord is. Dat betekent dat de directeur tussentijds zal moeten toetsen of voortduring van de ordemaatregel nog noodzakelijk is.
Uit de toelichting van de directeur volgt dat op de eerste dag met alle gedetineerden van de desbetreffende afdeling is gesproken om de situatie in kaart te kunnen brengen. Gedetineerden hebben uitgesproken angstig te zijn vanwege het gedrag van medegedetineerden en de heersende onrust. Nu het om een groep van meer dan dertig gedetineerden ging, was er enige tijd nodig om de situatie helder te krijgen. Naar aanleiding van de gesprekken is er besloten om drie gedetineerden over te plaatsen. Dat is op de derde dag gebeurd. Desondanks was de rust nog niet geheel teruggekeerd. Tijdens het luchtmoment heeft er weer een opstand plaatsgevonden. Het was daarom nog niet mogelijk om het dagprogramma op de reguliere wijze te hervatten. Er was ook na de overplaatsingen nog steeds sprake van angst en spanning tussen de gedetineerden. Wel hebben de activiteiten vanaf dag vier in kleine groepen doorgang kunnen vinden. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur daarmee in voldoende mate van dag tot dag bekeken of de ordemaatregel beëindigd kon worden. Dat laatste was niet het geval, maar de directeur heeft de ordemaatregel wel afgeschaald door de activiteiten in kleine groepen te hervatten.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 juni 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter