Nummer 24/43390/GM
Betreft klager
Datum 17 juni 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich erover dat de inrichtingstandarts zijn tandproblemen niet wil verhelpen en alleen spreekt over mondhygiëne. Klager wenst een behandeling buiten de PI te ondergaan om zijn tandproblemen op te lossen.
De tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de digitale zitting van 20 februari 2025. De inrichtingstandarts is niet op de zitting verschenen. Als toehoorder was een stagiaire bij het advocatenkantoor van klagers raadsvrouw aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft al langere tijd gebitsklachten. Hij heeft ruim tweeënhalf jaar geleden na een mountainbike-ongeluk meerdere operaties en behandelingen ondergaan bij een tweetal specialisten in Aken. Die specialisten hebben destijds aangegeven dat de afgeslepen tanden, kronen en implantaten na enkele maanden opnieuw behandeld dienen te worden. Ook benadrukte zij dat verdere behandeling van klagers gebit zonder meer noodzakelijk is. Indien verdere behandeling niet tijdig zou plaatsvinden, bestaat volgens de specialisten het risico dat de schroef in het gebit van klager losraakt. Gelet hierop is de gebitsbehandeling bij een specialist dringend noodzakelijk. De inrichtingstandarts acht deze behandeling echter niet noodzakelijk.
Klager betwist dat hij diverse behandelmogelijkheden heeft afgewezen en dat hij geen behandeling voor de ernstige tandvleesproblemen en de losse brug wenst. Overigens staan de tandvleesproblemen los van de problematiek die in deze beroepsprocedure ter discussie staat. Het ontstoken tandvlees aan de rechterzijde van klagers gebit is niet de oorzaak van zijn pijn, waar hij voornamelijk aan de linkerzijde last van heeft. Daarbij zijn klagers gebitsproblemen niet het gevolg van een slechte mondhygiëne. Klager poetst driemaal per dag zijn tanden uitvoerig met een elektrische tandenborstel. Ook spoelt hij na iedere maaltijd zijn mond met mondspoelwater – wat hij zelf heeft aangeschaft – waardoor zijn tandvleesproblemen vrijwel geheel zijn verholpen.
Wat betreft de losse brug wenst klager geen tijdelijke oplossing. De door de inrichtingstandarts voorgestelde plakbrug is ontoereikend. Het vastzetten van de burg met een plakbrug kan leiden tot het afbreken van de tanden waarop deze is geplaatst, wat na detentie zou kunnen resulteren in het trekken van de betreffende tanden. De inrichtingstandarts heeft dit mondeling bevestigd. Het trekken van de tanden is niet mogelijk vanwege de schroeven die naast deze tanden zijn geplaatst. Indien de tijdelijke plakbrug wordt geplaatst, vreest klager permanente schade.
Klager heeft meermaals tevergeefs verzocht om een passende oplossing voor zijn gebitsproblematiek, maar de inrichtingstandarts weigert om de noodzakelijke behandeling uit te voeren. Klager wil op zijn minst naar een andere tandarts voor een second opinion. Ook heeft klager verzocht om behandeling door de Cura Clinic in Maastricht of een arts van zijn keuze, op eigen kosten. De inrichtingstandarts weigert echter de gebitsproblemen van klager op een afdoende wijze te verhelpen en om hem toe te staan buiten de PI Sittard de noodzakelijke tandheelkundige behandelingen te ondergaan, terwijl een behandeling door een gespecialiseerde tandarts onontbeerlijk is. Daarmee wordt er in strijd gehandeld met de in artikel 71f, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) neergelegde norm. Daarnaast is sprake van een schending van artikel 42 van de Pbw, artikel 15, vierde lid, van de Grondwet, artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), artikel 10 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en de internationale normen die gelden voor de rechten van gedetineerden in het kader van medische zorg.
Standpunt van de inrichtingstandarts
Klager heeft een brug op gebitselementen 11 tot en met 26. Het betreft een metaalporseleinen brug. De kwaliteit van de brugpijlers is matig. Dit komt door slechte mondhygiëne en de aanwezigheid van een forse tandvleesontsteking. Klager heeft bij bijna alle afspraken mondeling uitleg gekregen over mondverzorging, omdat zijn mondhygiëne ontoereikend is. Daarbij is klager erop gewezen dat hij de randen van de kiezen, tanden en brugpijlers mee dient te poetsen en dat hij ook interdentaal dient te reinigen. Klager beweert telkens dat hij dat doet maar de situatie is nog altijd ongewijzigd gebleven. Klager wilde geen behandeling om de uitleg voor te kunnen doen. Verder wordt er verwezen naar de overgelegde stukken en de consultatie van de tandheelkundig adviseur.
3. De beoordeling
Voor zover het beroep mede is gericht tegen het bemiddelingsadvies van de tandheelkundig adviseur van 5 september 2024, zal de beroepscommissie dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het alleen is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts.
Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie naar voren gebracht dat hij een second opinion wil. Op grond van artikel 42, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op raadpleging, voor eigen rekening, van een arts van zijn keuze. Weliswaar volgt uit het medisch dossier dat klager door middel van een verzoekbriefje op 11 juli 2024 bij de medische dienst kenbaar heeft gemaakt dat hij een second opinion wil, maar uit het gesprek met de inrichtingsarts op 12 juli 2024 volgt dat hij in feite doorverwezen wil worden naar de kaakchirurg van de Cura Clinic om daar een behandeling te ondergaan. Het voorgaande laat echter onverlet dat klager in zijn klacht niet om een second opinion heeft verzocht. Voor zover het de bedoeling is geweest dit ter beoordeling van de beroepscommissie voor te leggen, geldt dat dit onderwerp buiten de reikwijdte van de klacht en daarmee van het beroep valt.
Anders dan klagers raadsvrouw stelt, biedt artikel 42 van de Pbw klager overigens geen recht op behandeling door een arts van eigen keuze. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Pbw is het in artikel 42, tweede lid, van de Pbw neergelegde recht slechts beperkt tot raadpleging van een arts of specialist en omvat dit niet tevens het voorschrijven van een behandeling. De eindverantwoordelijkheid van de behandeling van een gedetineerde ligt bij de inrichtings(tand)arts. Klager kan dus niet behandeling door een andere arts binnen of buiten de inrichting afdwingen (RSJ 24 augustus 2018, R-818, en RSJ 23 september 2013, 13/1969/GM).
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat klager een brug had die tijdelijk was vastgezet. Deze brug is losgeraakt. De inrichtingstandarts heeft verschillende behandelmogelijkheden, waaronder het tijdelijk en definitief vastzetten van de brug, met klager besproken. Daarbij is ook rekening gehouden met het implantaat dat in de bovenkaak boven het tandvlees ligt zodat klager deze kan schoonhouden. Klager heeft afgezien van behandeling van de losgeraakte brug. Hij wilde niet dat de inrichtingstandarts de brug zou vastzetten. Ook is bij klager sprake van een ernstige vorm van tandvleesontsteking (parodontitis), waardoor zijn kaakbot is aangetast en het implantaat, dat zich in de rechter onderkaak bevindt, als verloren kan worden beschouwd. De inrichtingstandarts heeft klager het belang van een goede mondhygiëne uitgelegd en meerdere keren een behandeling voor de tandvleesontsteking voorgesteld. Klager heeft de behandeling van zijn tandvleesproblematiek echter afgewezen. Ook is klager doorverwezen naar een kaakchirurg die heeft geconstateerd dat eerst grondige reiniging van het gebit nodig is om de situatie te stabiliseren.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingstandarts klager adequate opties geboden om zijn loszittende brug en tandvleesproblematiek te behandelen. Dat klager heeft afgezien van de behandeling van zowel zijn tandvleesproblematiek als de loszittende brug, kan de inrichtingstandarts niet worden tegengeworpen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingstandarts zorgvuldig gehandeld.
Overigens is het van groot belang dat een loszittende brug weer wordt vastgezet, aangezien een loszittende brug gaat ‘soppen’ en tot gaatjesvorming kan leiden, waardoor ook de brugpijlers worden aangetast.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingstandarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. Evenmin is sprake van een schending van artikel 42 van de Pbw, artikel 15, vierde lid, van de Grondwet, artikel 3 van het EVRM en artikel 10 van het IVBPR. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 juni 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. A.A.J. Jeurissen en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
secretaris voorzitter