Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/41447/GA, 29 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           24/41447/GA

Betreft              [klager]

Datum              29 juli 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager klaagt erover dat hij een geprivilegieerd poststuk geopend heeft ontvangen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 19 juni 2024 het beklag ongegrond verklaard (PD-2024-252). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A. van Wijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

In beklag heeft de directeur naar voren gebracht dat de post niet is verstuurd op de gebruikelijke manier (een envelop met daarin een begeleidende brief van de advocaat en een gesloten envelop) en dat het poststuk daarom niet werd aangemerkt als reguliere advocatenpost. Gelet op dit standpunt van de directeur gaat de beroepscommissie ervan uit dat door of namens de directeur niet uitdrukkelijk is beslist om de post van klagers advocaat te openen. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

In dat geval is de vraag aan de orde of de directeur – volgens klager – structureel en in belangrijke mate jegens hem tekortschiet in zijn verzorgende taken. De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat het openen van geprivilegieerde post een zodanige (vermeende) inbreuk is op klagers recht op vertrouwelijke communicatie met – in dit geval – zijn advocaat, dat daartegen naar het oordeel van de beroepscommissie ook bij een incident moet kunnen worden geklaagd (zie RSJ 27 november 2023, 22/29339/GA). Klager is dan ook ontvankelijk in zijn beklag.

Inhoudelijke beoordeling

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 36, derde lid, van de Pbw is de directeur bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. In artikel 37, eerste lid onder j., van de Pbw is bepaald dat het voornoemde artikel niet van toepassing is op brieven door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van diens rechtsbijstandsverlener.

In het eerste lid van artikel 3, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden is de wijze bepaald waarop de rechtsbijstandsverlener zijn post moet verzenden. De post moet in een gesloten envelop worden gedaan en worden geadresseerd aan de gedetineerde. Deze gesloten envelop wordt in een andere envelop gevoegd, die moet worden geadresseerd aan de directeur met het verzoek de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken. De afzender dient er zorg voor te dragen dat kenbaar is in welke hoedanigheid hij de brief heeft geschreven. Indien de directeur het met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen noodzakelijk acht de binnenste envelop te openen, dient hij dit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden in het bijzijn van de gedetineerde te doen.

Overwegingen van de beroepscommissie

Klager stelt dat de post van zijn advocaat (een andere advocaat dan hem in onderhavig beroep bijstaat) is geopend. De directeur heeft in beklag aangevoerd dat de post door de administratie is geopend voor controle, omdat die post niet werd aangemerkt als reguliere advocatenpost. Klagers raadsvrouw stelt dat de post volgens de gebruikelijke wijze is verstuurd in een dubbele envelop met een begeleidend schrijven aan de inrichting. In beklag heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat zij hierover navraag heeft gedaan bij de advocaat die de post heeft verzonden.

Bij de stukken bevindt zich een begeleidend schrijven van deze advocaat waarin staat: “Bijgaand doe ik u een gesloten enveloppe toekomen, gericht aan mijn cliënt […]. Het vriendelijke verzoek dit te overhandigen aan cliënt”. De brief is ondertekend door de advocaat en bevat het logo van diens advocatenkantoor. Bij de stukken is ook een foto gevoegd van een blanco envelop met daarop klagers naam en – zo begrijpt de beroepscommissie – zijn afdeling. Deze envelop is tijdens de beklagzitting getoond, zodat de beroepscommissie ervan uitgaat dat hierop – naast klagers naam en afdeling – geen adresgegevens van de inrichting staan vermeld.

Nu op de blanco envelop geen adresgegevens van de inrichting staan vermeld, is het praktisch niet mogelijk dat de post van klagers advocaat uitsluitend in deze envelop aan hem was gericht. In dat geval was immers niet bekend dat de post moest worden bezorgd bij de inrichting en zou deze retour moeten zijn gestuurd naar de afzender. Bovendien neemt de beroepscommissie in aanmerking dat in de begeleidende brief van de advocaat wordt verwezen naar een aan klager gerichte gesloten envelop.  

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval voldoende aannemelijk geworden dat de post van klagers advocaat op de voorgeschreven wijze – een gesloten envelop met begeleidend schrijven in een tweede envelop – is verstuurd en als zodanig is ontvangen in de inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat de post herkend kon worden als zijnde een geprivilegieerd poststuk als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, dat niet buiten de aanwezigheid van klager had mogen worden geopend.

De directeur is daarmee in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze conform de standaardbedragen vaststellen op €7,50.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

 

Deze uitspraak is op 29 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. R.A.E. van Noort, leden, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven