Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3457/GB, 2 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3457/GB

Betreft: [klager] datum: 2 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 december 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 juli 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Zoetermeer.
Op 5 december 2007 is klager overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen is niet van toepassing op klager, omdat niet kan worden vastgesteld dat klager na zijn detentie niet langer rechtmatig verblijf in Nederland zal hebben. Tegen de ongewenstverklaring is een
beroepsprocedure aanhangig gemaakt. Voorts zijn klagers persoonlijke belangen onvoldoende meegewogen. Klagers echtgenote en naasten, die wonen in Den Haag, zijn niet in staat klager te bezoeken. In zijn geval moet aan het regionaliseringbeginsel grote
waarde worden gehecht, te meer nu hij in de vorige inrichtingen, in Den Haag en Zoetermeer, wel bezoek heeft ontvangen. In Zoetermeer ontving hij wekelijks bezoek. Met een plaatsing in het Detentiecentrum Alphen aan der Rijn wordt geen afbreuk gedaan
aan de mogelijkheid van het ontvangen van bezoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Sinds kort is wettelijk vastgelegd dat gedetineerden die na de executie van hun vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland meer hebben, ondergebracht kunnen worden in speciaal daarvoor aangewezen inrichtingen. Op 3 december 2007 is klager in
het kader van het ‘Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ geselecteerd voor de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen. Voor de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen zijn twee inrichtingen aangewezen. Het Detentiecentrum
Alphen aan den Rijn is voor personen met een strafrestant van minder dan vier maanden. De locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen is voor personen met een strafrestant van meer dan vier maanden. Klager komt in aanmerking voor plaatsing in de
locatie Esserheem omdat hij tot de categorie strafrechtelijke vreemdelingen behoort en een strafrestant heeft tot omstreeks 26 juni 2009. De selectiebeslissing is conform het wettelijke kader en zorgvuldig.
Uit een telefonisch onderhoud met de advocaat is gebleken dat geen verzoek om schorsing is gedaan van de ongewenstverklaring hangende de uitspraak op beroep. Was dit wel gedaan en zou dit geresulteerd hebben in een toekenning, dat had dat kunnen
betekenen dat een andere vorm van detentiefasering tot de mogelijkheden was gaan behoren.
Dat de gevangenis Veenhuizen voor eventuele bezoekers lastiger te bereiken is en een extra inspanning met zich brengt, wordt niet ontkend, echter het recht tot het ontvangen van bezoek wordt klager niet ontnomen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. In het ‘Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ heeft de Minister zijn beleid kenbaar gemaakt ten aanzien van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen. Onder de strafrechtelijke vreemdeling wordt verstaan “de gedetineerde
die na executie van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland (meer) heeft of zal hebben”. Verder houdt die beleidsnota onder meer in: “Deze groep gedetineerden onderscheidt zich in die mate van andere (groepen) gedetineerden dat
resocialisatie gericht op terugkeer in de Nederlandse samenleving niet aan de orde is en beginselen als verlof, regionalisering en detentiefasering niet aan de orde zijn. Dit rechtvaardigt een beleid waarbij deze groep in beginsel afzonderlijk wordt
gedetineerd. Ten behoeve van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen wordt daarom een afzonderlijke locatie aangewezen.”
Strafrechtelijke vreemdelingen worden na hun veroordeling geplaatst in daarvoor aangewezen afzonderlijke locaties. In de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen worden strafrechtelijke vreemdelingen geplaatst met een strafrestant van meer dan
vier maanden. Educatie vindt in deze inrichting niet plaats. De plaatsing in de inrichting voor strafrechtelijke vreemdelingen vindt plaats op grond van artikel 25, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Stcrt
12
september 2000, 176, zoals nadien gewijzigd en hierna te noemen: de Regeling) en met inachtneming van het beleidskader.

4.4. In Hoofdstuk III van de Pbw worden de bestemmingen opgesomd van de tot het gevangeniswezen behorende inrichtingen. Voor die inrichtingen wordt bepaald dat mannelijke en vrouwelijke gedetineerden gescheiden worden ondergebracht (art. 11) en dat
er gedifferentieerd kan worden in de mate van beveiliging (art. 13). Artikel 14, eerste lid, Pbw bepaalt dat de Minister inrichtingen of afdelingen daarvan kan bestemmen voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven. In het
tweede lid van die bepaling wordt een opsomming gegeven van de redenen waarmee die bijzondere opvang verband kan houden. Het derde lid van de bepaling draagt de Minister op de criteria te bepalen waaraan de gedetineerden moeten voldoen om voor
bijzondere opvang in aanmerking te komen.
In hoofdstuk IV van de Regeling worden de inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang genoemd. De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen wordt aldaar niet aangewezen als een inrichting of afdeling voor bijzondere opvang. De voor de
locatie Esserheem te Veenhuizen bestaande bestemmingsaanwijzing van 30 april 2007, kenmerk 5481731/07/DJI, betreffende de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, spreekt niet over een separate inrichting of afdeling voor de opvang van strafrechtelijke
vreemdelingen.
Voor zover in de bestreden beslissing een beroep wordt gedaan op een wettelijk kader, waartoe het hiervoor genoemde Beleidskader niet kan worden gerekend, is de beslissing gelet op het hierboven overwogene, onjuist. Het regime van de locatie Esserheem
moet worden gezien als een bijzondere opvang gelet op het ontbreken van educatie-activiteiten en het structureel niet verlenen van verlof en het niet toelaten van de aldaar gedetineerden tot detentiefasering. Bovendien is de verblijfsstatus van de
gedetineerde beslissend voor de selectie.
In zijn beroepschrift is namens klager nog aangevoerd dat beroep is ingesteld tegen de ongewenstverklaring. Dit is onvoldoende om een nader onderzoek naar die verblijfsstatus te rechtvaardigen.
Gelet op het vorenstaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Er zijn geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven