Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46504/GA, 29 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           25/46504/GA

Betreft              [klager]

Datum              29 juli 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, met de oplegging van beperkende maatregelen voor de duur van veertien dagen, in afwachting van een bespreking in het operationeel overleg, vanwege ontvluchting tijdens een verlof en ongeoorloofde contacten tijdens beperkingen, ingaande op 29 december 2022 (PL2023/29);
  2. een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, met de oplegging van beperkende maatregelen voor de duur van zeven dagen, in afwachting van de bespreking in het operationeel overleg, ingaande op 9 januari 2023 (PL2023/35);
  3. de maatregelen die hem op 13 januari 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) (PL2023/87).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Lelystad heeft op 18 juli 2024 beklag a. en beklag b. formeel gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,‑, en beklag c. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. L. Schouten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak, wat beklag a. en beklag b. betreft tegen de hoogte van de tegemoetkoming en voor zover het beklag (impliciet) inhoudelijk ongegrond is verklaard.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, […], plaatsvervangend directeur van de PI Lelystad en twee juridisch medewerkers bij de PI Lelystad, gehoord op de digitale zitting van 15 mei 2025.

 

2. De beoordeling

Klager heeft in beroep geklaagd over de termijn waarbinnen de beklagcommissie uitspraak heeft gedaan. Daarover merkt de beroepscommissie op dat het wenselijk is dat voortvarend op een beklag wordt beslist en dat de wettelijke termijn hiervoor in beginsel vier weken is, maar dat de wet geen gevolgen eraan verbindt als dat niet gebeurt. De beroepscommissie acht het wel betreurenswaardig dat de beklagcommissie in dit geval pas anderhalf jaar na het klaagschrift uitspraak heeft gedaan en de uitspraak ruim een half jaar later pas aan partijen heeft toegezonden.

Beklag a.

De directeur heeft op 29 december 2022 toezichtsmaatregelen opgelegd in de vorm van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten. In de schriftelijke mededeling staat dat klager mee mag doen aan het dagprogramma, maar er beperkende maatregelen worden opgelegd:

  1. Het opnemen en beluisteren van telefoongesprekken;
  2. Maximaal twaalf telefoonnummers, die gecontroleerd worden;
  3. Maximaal vijftien minuten per dag bellen
  4. Het screenen van bezoekers;
  5. Het controleren van uitgaande en inkomende post;
  6. Het opnemen en afluisteren van contacten met bezoekers;
  7. Individueel bezoek met toezicht;
  8. Geen beeldbellen en bezoek zonder toezicht;
  9. Visitatie na ieder bezoek;
  10. Twee keer per maand een uitgebreide celinspectie;
  11. Buiten de afdeling begeleid door een personeelslid;
  12. Het opmaken van een dagelijkse rapportage;
  13. Geen plaatsing op een meerpersoonscel;
  14. Geen aanstelling in speciale baantjes;
  15. Extra beveiligd vervoer.

Het opleggen van toezichtsmaatregelen in de vorm van een ordemaatregel is niet mogelijk. De directeur heeft dus geen juiste grondslag gebruikt voor het opleggen van deze maatregelen. De beklagcommissie heeft het beklag daarom op formele gronden gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €7,50,-. De beroepscommissie kan zich vinden in de tegemoetkoming die de beklagcommissie heeft toegekend.

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag a. ook terecht inhoudelijk ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing tot het opleggen van de toezichtsmaatregelen niet onredelijk of onbillijk is. De directeur had deze toezichtsmaatregelen kunnen opleggen op een andere grondslag en ze zijn noodzakelijk. Zij zal dat oordeel hieronder toelichten.

De beroepscommissie stelt voorop dat de toezichtsmaatregelen het karakter hebben van GVM‑maatregelen. De directeur heeft deze maatregelen dan ook opgelegd in afwachting van klagers plaatsing op de GVM-lijst. De directeur had klager voorgedragen voor bespreking door het Operationeel Overleg op 11 januari 2023.

De grondslag van de maatregelen 1 tot en met 7 die gaan over toezicht op post, bezoek en telefonie kan worden gevonden in respectievelijk artikel 36, derde lid, artikel 38, vierde lid, en artikel 39, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Op grond van deze artikelen kan de directeur bepalen dat op post, bezoek en telefonie toezicht wordt uitgeoefend. In de drie artikelen staan voorbeelden van wijzen van toezicht, maar dat zijn geen limitatieve opsommingen. Het toezicht kan ook andere maatregelen, zoals de opgelegde toezichtsmaatregelen, omvatten. Toezicht kan worden uitgeoefend als dat noodzakelijk is met het oog op een van de belangen van artikel 36, vierde lid, van de Pbw.

De grondslag van de maatregelen 8 tot en met 15 kan worden gevonden in artikel 5, derde lid, artikel 16, tweede lid (meerpersoonscel), artikel 29, eerste lid (visitatie) en artikel 34, eerste lid (celinspectie) van de Pbw. Op grond van artikel 5 van de Pbw kan de directeur bevelen geven aan gedetineerden. Alle opgelegde maatregelen vallen binnen de bevoegdheden die de directeur van een inrichting heeft op grond van de Pbw. Deze maatregelen kunnen worden opgelegd als die noodzakelijk zijn in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting (of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming).

Gelet op de ontvluchting tijdens begeleid verlof en de ongeoorloofde contacten tijdens klagers beperkingen, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid deze maatregelen, in afwachting van de bespreking door het Operationeel Overleg, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting als noodzakelijk kon beschouwen en heeft kunnen opleggen.

Gelet op het voorgaande zal het beroep in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

De voorzitter van de beroepscommissie heeft de beslissing van beklag a. op 6 januari 2023 geschorst (RSJ 6 januari 2023, 23/31266/SGA). Toch heeft de directeur op 9 januari 2023 weer beperkende maatregelen opgelegd in de vorm van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten:

  1. Het monitoren van belgedrag;
  2. Buiten de afdeling begeleid door een personeelslid.

De directeur heeft wederom geen juiste grondslag gebruikt voor het opleggen van deze maatregelen. De beklagcommissie heeft het beklag daarom op formele gronden gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €7,50,-. De beroepscommissie kan zich vinden in de tegemoetkoming die de beklagcommissie heeft toegekend.

De beroepscommissie merkt nog op dat zij het onbegrijpelijk vindt dat de directeur ondanks het toegewezen schorsingsverzoek, nog een keer toezichtsmaatregelen heeft opgelegd op de verkeerde grondslag.

Gelet op hetgeen overwogen onder beklag a, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag b. ook terecht inhoudelijk ongegrond heeft verklaard. De beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. De directeur had deze toezichtsmaatregelen kunnen opleggen op een andere grondslag en de maatregelen zijn noodzakelijk. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag c.

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag c. terecht ongegrond heeft verklaard. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur dit samenhangende pakket aan GVM-maatregelen kunnen opleggen, gelet op de beschikbare informatie die ten grondslag ligt aan klagers plaatsing op de GVM-lijst op de indicaties vluchtgevaar, ondermijning en ongeoorloofde contacten. De beroepscommissie overweegt dat voortgezet crimineel handelen geen indicatie is op basis waarvan klagers plaatsing op de GVM-lijst is gebaseerd. Dat het Gedetineerden Recherche Informatiepunt geen rapport over klager heeft opgemaakt, doet niet af aan de noodzaak van de toezichtsmaatregelen.

Klager meent dat onttrekking aan toezicht tijdens een begeleid verlof iets anders is dan ontvluchting uit een PI. De beroepscommissie is echter van oordeel dat de directeur in redelijkheid maatregelen heeft kunnen opleggen vanwege klagers onttrekking. Daarbij neemt zij ook in aanmerking dat klager bij de onttrekking hulp heeft gehad van anderen en tijdens de onttrekking iemand ernstig letsel heeft toegebracht.

Het is voorts voldoende aannemelijk geworden dat maatregelen noodzakelijk waren, vanwege de omstandigheid dat klager tijdens zijn beperkingen ongeoorloofde contacten heeft gehad of proberen te hebben met de media en, via vrienden en familie, met het slachtoffer. Dat de directeur geen transcripties van telefoongesprekken heeft overgelegd, maakt niet dat de directeur zich niet op de concrete informatie van het Operationeel Overleg heeft mogen baseren.

Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie (voor zover in beroep aan de orde) met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 29 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, M. Bakker MSc en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven