Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/48699/SJA, 29 mei 2025, schorsing
Uitspraakdatum:29-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Ordemaatregel  v

Nummer          25/48699/SJA

Betreft             [verzoeker]

Datum             29 mei 2025

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker], geboren op 27 september 2003 (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: de directeur) heeft

  1. op 14 mei 2025 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, van 14 mei 2025 om 09:30 uur tot 14 mei 2025 om 14:00 uur en van uitsluiting van activiteiten, van 14 mei 2025 om 13:30 uur tot 16 mei 2025 om 13:30 uur, vanwege onderzoek naar een fysiek conflict met een groepsgenoot;
  2. op 16 mei 2025 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van activiteiten, van 16 mei 2024 om 13:30 uur tot 18 mei 2025, om 13:30 uur, omdat hij het incident ontkent en niet meewerkt met het behandelteam;
  3. op 16 mei 2025 beslist verzoeker tijdelijk over te plaatsen naar de JJI De Haven te Veenhuizen, tot 30 mei 2025;
  4. op 17 mei 2025 beslist verzoeker te beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, van 17 mei 2025 tot 24 mei 2025.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (DH-2025-15).

 

2. De beoordeling

Schorsingsverzoek a.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde ordemaatregel afliep op 16 mei 2025. Het verzoek kan dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal dit verzoek daarom afwijzen.

 

Schorsingsverzoek b.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde ordemaatregel afliep op 18 mei 2025. Het verzoek kan dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal dit verzoek daarom afwijzen.

 

Schorsingsverzoek c.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De directeur stelt dat de selectiefunctionaris naar aanleiding van een verzoek van de Manager Opvoeding en Behandeling heeft beslist tot de tijdelijke overplaatsing naar de JJI De Haven. Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj) (en artikel 4, vierde lid, onder f, van de Bjj) is deze beslissing echter voorbehouden aan de directeur. De beroepscommissie begrijpt dus dat de directeur deze beslissing heeft genomen.

Volgens de directeur heeft verzoeker een schriftelijke mededeling ontvangen. Het is de beroepscommissie niet duidelijk of de directeur doelt op het advies van de selectiefunctionaris van 16 mei 2025. Maar in ieder geval heeft verzoeker op 16 mei 2025 ook een schriftelijke mededeling gekregen over het doseerprogramma (schorsingsverzoek d.) waarin ook staat dat is besloten om verzoeker tijdelijk over te plaatsen naar de JJI De Haven.

Uit de beschikbare stukken volgt niet dat verzoeker ten aanzien van deze beslissing is gehoord. Dat is verplicht op grond van artikel 61, eerste lid, onder f, van de Bjj. Verzoeker is wel gehoord voorafgaand aan de ordemaatregel van 16 mei 2025 (schorsingsverzoek b.), maar het is niet duidelijk of verzoeker in dat hoorgesprek ook is gehoord over de tijdelijke overplaatsing. Dit vormverzuim is in dit geval echter onvoldoende om het schorsingsverzoek toe te wijzen.

Verzoeker is tijdelijk overgeplaatst, omdat er sterke aanwijzingen zijn dat hij een groepsgenoot een klap heeft gegeven. Verzoeker ontkent en werkt niet mee met het behandelteam. In overleg met het afdelingshoofd, de gedragsdeskundige, het behandelteam en de selectiefunctionaris is besloten dat een tijdelijke overplaatsing passend is om verzoeker tot reflectie te bewegen, om rust en veiligheid te creëren en om te kijken hoe verder met deze situatie om te gaan.

Ondanks dat verzoeker ontkent, is de beslissing van de directeur, vanwege de sterke aanwijzingen, en om de redenen zoals door de directeur benoemt, niet zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen. De voorzitter zal dit verzoek daarom afwijzen.

 

Schorsingsverzoek d.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat het opgelegde doseerprogramma afliep op 24 mei 2025. Het verzoek kan dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal dit verzoek daarom afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 29 mei 2025 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven