Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40658/GA, 15 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           24/40658/GA

Betreft               klager

Datum              15 juli 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege aangetroffen contrabande in zijn cel, waarvan een gedeelte duidt op voorbereiding van een ontsnapping met mogelijk gebruik van geweld, ingaande op 23 augustus 2023.

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 2 mei 2024 het beklag ongegrond verklaard (DT-2023-310). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft aanvullende vragen gesteld aan de directeur. De directeur heeft daar op 20 maart 2025 op gereageerd. De beroepscommissie heeft deze reactie toegestuurd aan klager en zijn raadsvrouw om daarop binnen gegeven termijn schriftelijk te reageren. Klagers raadsvrouw heeft per e-mailbericht van 18 april 2025 van deze gelegenheid gebruikgemaakt. Deze reactie heeft de beroepscommissie ter kennisneming gestuurd aan de directeur.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen hasj en joints op zijn cel gehad. Er is geen schriftelijk verslag waaruit blijkt dat deze voorwerpen zijn getest en daardoor is niet toetsbaar of daadwerkelijk sprake was van hasj en joints. Volgens de directeur zijn er messen aangetroffen, maar dat waren lepels en de lepels behoren tot de toegestane celinventaris. Als dit bestek al enigszins zou zijn verbogen, dan komt dat door normaal gebruik. Hiermee had klager niemand kunnen verwonden en klager betwist ook dat de voorwerpen als wapen konden worden gebruikt. Hij had ze ook niet op cel met het doel om te ontsnappen, mogelijk met gebruik van geweld. Verder zou klager te veel witgoed op cel hebben gehad, maar daarvan kan hem geen verwijt worden gemaakt. De lakens en de vele handdoeken lagen namelijk al op cel toen hij erin trok. De aan elkaar geknoopte lakens fungeerden als waslijn. De lakens en handdoeken vormden bij eerdere celinspecties geen enkel probleem. Als de hoeveelheid witgoed voor de directeur een probleem was, dan had hij daar eerder op moeten acteren. Het is onbegrijpelijk dat de directeur het vermoeden heeft dat klager bezig was met het voorbereiden van een (mogelijk gewelddadige) ontsnapping. Het aantreffen van elkaar geknoopte lakens en krom bestek kan zo’n ernstig verwijt met vergaande consequenties niet dragen. Verwacht mag worden dat de directeur in zo’n geval meer onderzoek doet en dat hij zijn beslissing beter motiveert. Dat er geen foto’s van de aangetroffen situatie zijn gemaakt, onderstreept dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. De directeur stelt dat het feitelijk mogelijk was om met vier aan elkaar geknoopte lakens te ontsnappen, maar hij heeft zijn stelling onvoldoende gemotiveerd. Hij had bijvoorbeeld duidelijk moeten maken hoe lang de waslijn van lakens was.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur ziet geen aanleiding om te twijfelen aan dat wat is opgenomen in het schriftelijk verslag. De directeur gaat ervan uit dat als een gedetineerde iets bewerkt wat hij op cel mag hebben, hij dit met een reden doet. Uit ervaring weet de directeur dat bestek, in dit geval messen, vaak gebogen worden om te gebruiken als een haak. Een gedetineerde kan met haken sneller het hek beklimmen. De draden van het hek zijn namelijk dun waardoor het erg pijnlijk is om dit met de vingers te moeten doen. Daarnaast kunnen de haken worden gebruikt om de stroomdraden op de muur kapot te trekken. Verder kunnen de haken aan een tot elkaar geknoopt touw, bestaande uit lakens en wasgoed, worden verbonden zodat een gedetineerde zich hieraan omhoog kan trekken. De directeur ziet geen andere reden waarom een broodmes verbogen zou moeten worden tot een haak. De aangetroffen lakens waren tot een touw aan elkaar geknoopt. Het is niet toegestaan wasgoed te vernielen om er een touw van te maken. Het spannen van een waslijn is overigens ook niet toegestaan. De was wordt door de afdelingsreiniger gewassen en gedroogd. De hoeveelheid aangetroffen witgoed geeft ook te denken. Een gedetineerde krijgt wekelijks zes handdoeken uitgereikt en hij dient wekelijks evenveel handdoeken in te leveren. Het was feitelijk mogelijk om met de aan elkaar geknoopte lakens te ontsnappen, want het kozijn van het raam zat op ongeveer 4,5 meter hoogte en de muur op vijf meter hoogte. Ontsnappen met behulp van aan elkaar geknoopte lakens is kort daarvoor ook gebeurd in de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn en in het DC Rotterdam.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken. Het bepalen van de hoogte van een disciplinaire straf behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de directeur. Die straf dient de beklagcommissie slechts marginaal te toetsen. Alleen daar waar kennelijk sprake is van een onredelijk strenge bestraffing dient de beklagcommissie in te grijpen (vergelijk RSJ 10 juni 2016, 16/0665/GA).

De directeur heeft aangevoerd dat aan de disciplinaire straf ten grondslag is gelegd dat klager contrabande voorhanden heeft gehad, te weten 0,1 gram hasj, 2 joints, 2 verbogen messen, een overvloed aan witgoed (24 handdoeken, 6 theedoeken en 20 washandjes) en 4 lakens die als een touw aan elkaar waren geknoopt. De verbogen messen en het touw van lakens duiden volgens de directeur op een voorbereiding van een ontsnapping, mogelijk met gebruik van geweld.

Klager betwist dat de aangetroffen substanties hasj en joints waren. Uit het dossier blijkt niet dat de aangetroffen substanties zijn getest. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat substanties die bij een gedetineerde worden aangetroffen dienen te worden getest en dat van die test een schriftelijk verslag moet worden opgemaakt. Het ontbreken van een dergelijk verslag maakt dat niet toetsbaar is of de aan klager opgelegde disciplinaire straf redelijk is. De enkele mededeling van de directeur ter zitting van de beklagcommissie dat het personeel hasj zelf afdoende herkent aan de kleur en de bij hasj specifieke behorende geur, is voor het opleggen van een disciplinaire straf aan klager onvoldoende (vergelijk RSJ 10 december 2020, R-20/6382/GA). De beroepscommissie is daarom in dit geval van oordeel dat het voorhanden hebben van hasj en joints niet aannemelijk is geworden.

De opgelegde disciplinaire straf is voor een belangrijk deel gebaseerd op de conclusie van de directeur dat klager met (in ieder geval) de gebogen messen en het touw van lakens bezig was met het voorbereiden van een ontsnapping, mogelijk met gebruik van geweld. De beroepscommissie begrijpt uit de nadere toelichting van de directeur dat de messen zodanig verbogen waren dat deze als haken konden worden gebruikt en zodoende handig waren bij een mogelijke ontsnapping. De vier lakens waren tot een touw aan elkaar geknoopt en daarmee was het, al dan niet met behulp van de gebogen messen, kennelijk feitelijk mogelijk om te ontsnappen. De directeur had bovendien ten tijde van het opleggen van de disciplinaire straf redelijk recent een situatie ervaren waarin een gedetineerde daadwerkelijk met een touw van lakens was ontsnapt. Deze situatie had ook het landelijke nieuws gehaald. Klager heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de gebogen messen en het touw van lakens. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat een waslijn op cel niet is toegestaan en kennelijk ook niet nodig was, omdat klager voor het wassen en drogen zijn was bij de afdelingsreiniger kon inleveren. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de directeur mocht concluderen dat klager bezig was met het voorbereiden van een ontsnapping. De beroepscommissie ziet onvoldoende aanwijzingen dat klager daarbij voornemens was geweld te gebruiken dus dat deel van de verweten gedraging is niet aannemelijk geworden.

Dat een gedeelte van de verweten gedragingen niet aannemelijk is geworden, doet er niets aan af dat de directeur klager voor de overige gedragingen (het voorhanden hebben van een overvloed aan witgoed, een touw van lakens en gebogen messen, waarbij ten aanzien van de twee laatstgenoemde soorten voorwerpen geldt dat deze zodanig waren bewerkt dat ze kunnen helpen bij een ontsnapping) in redelijkheid disciplinair heeft kunnen straffen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de hoogte van die straf voor deze gedragingen niet als disproportioneel worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 15 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven