Nummer 25/48486/SGA
Betreft verzoeker
Datum 21 mei 2025
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie en met intrekking van zijn telefoonkaart, vanwege een positieve uitslag op het gebruik van spice bij een urinecontrole, ingaande op
19 mei 2025 om 11:11 uur en eindigend op 22 mei 2025 om 11:11 uur.
Verzoekers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (nm2025-500).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 18 mei 2025, komt naar voren dat een bij verzoeker op 10 maart 2025 uitgevoerde urinecontrole een positieve uitslag liet zien op het gebruik van spice. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker gekozen voor een herhalingsonderzoek, waarvan de uitslag eveneens positief was op spice. Vervolgens heeft verzoeker een bevestigingsonderzoek aangevraagd. De aanvraag is op 31 maart 2025 door het laboratorium ontvangen. Het bevestigingsonderzoek heeft vijf weken in beslag genomen en de uitslag hiervan is op 14 mei 2025 door de inrichting ontvangen. Vervolgens is de uitslag op 18 mei 2025 aan verzoeker medegedeeld, waarna de bestreden disciplinaire straf op 19 mei 2025 is opgelegd.
Op grond van artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet deelt een ambtenaar of medewerker, indien hij constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, dit aan de gedetineerde mede. Dit dient binnen 24 uur na het voorval te worden gedaan (vergelijk RSJ 7 oktober 2019, R-19/3770/GA).
Uit de stukken volgt dat het schriftelijk verslag van de disciplinaire straf pas op 18 mei 2025 is aangezegd, terwijl de uitslag van het bevestigingsonderzoek van de urinecontrole al vier dagen eerder – op 14 mei 2025 – door de inrichting was ontvangen. Dat betekent dat aanzegging van het schriftelijk verslag niet binnen de daarvoor gestelde termijn van 24 uur heeft plaatsgevonden. Gelet daarop is de bestreden beslissing in strijd met de wet genomen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 21 mei 2025 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door mr. P.H. van Roosmalen, secretaris.
secretaris voorzitter