Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0990/TB, 28 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/990/TB

betreft: [klager] datum: 28 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G.D. Rutten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 april 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.G.D. Rutten, en namens de Staatssecretaris, [...] en op verzoek van de Staatssecretaris
als getuige-deskundige, [...], hoofd behandeling van de Oostvaarderskliniek te Amsterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager op de longstay afdeling van de Prof.Mr. W.P.J. Pompestichting (hierna: de Pompestichting) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 24 augustus 1992 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De tbs-maatregel is aangevangen op 8 september 1995. Klager is op 26 maart 1997 geplaatst in FPC De Kijvelanden
(hierna: De Kijvelanden) te Rhoon. Vervolgens is klager op 25 november 2003 overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek te Amsterdam.
Bij advies van 20 november 2006 van de Oostvaarderskliniek is aangegeven dat klager voldoet aan de longstay-indicatie en is de Staatssecretaris geadviseerd klager te plaatsen op een longstayafdeling. Overeenkomstig dit advies en na het advies van de
LAP
van 7 maart 2008 heeft de Staatssecretaris op 10 april 2008 beslist klager te plaatsen op de longstay afdeling van de Pompestichting. Op 6 mei 2008 is klager geplaatst op de longstayafdeling van de Pompestichting te Vught.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat klager niet thuishoort op een longstay afdeling. Klager meent dat zijn behandeling gericht op resocialisatie moet worden voortgezet. Klager verwijst naar het voor de rechtbank van de Rotterdam gegeven oordeel van
de externe gedragsdeskundigen [...], psychiater, en [...], psycholoog. Uit de beschikking van de rechtbank van 18 december 2007 blijkt dat de betreffende gedragsdeskundigen de conclusies van de Oostvaarderskliniek niet delen. Zij achten de aanvraag
voor
een longstayplaatsing prematuur. Zij vermoeden bij klager seksuele insufficiëntiegevoelens en adviseren deze mede te betrekken in de psychotherapeutische contacten. Het lijkt de deskundigen verantwoord om alsnog met begeleid verlof te starten. Klager
meent dat deze mogelijkheden eerst moeten worden toegepast alvorens hem op een longstayafdeling te plaatsen. Dit klemt temeer nu een plaatsing op een longstayafdeling in beginsel voor klager een definitief karakter draagt. Een dergelijke beslissing
dient als een ultimum remedium te worden beschouwd. Klager wil graag behandeld worden. Het inrichtingsadvies tot plaatsing in een longstayvoorziening bevat meer onjuistheden omtrent het destijds toegebrachte lichamelijk letsel aan het slachtoffer en
vermeend drankmisbruik in de kliniek. Seksuele contacten in de inrichting zijn niet toegestaan. Door vrijwillige contacten te onderhouden met familieleden van het slachtoffer, heeft klager willen aantonen dat hij zich bij hen betrokken voelde. Hij
wilde
uitleg geven over hetgeen destijds was gebeurd. Dit contact groeide uit tot een relatie met één van hen. Dit leidde vervolgens tot een vertrouwensbreuk met de inrichting. Klager toont wel degelijk empathie met anderen. Over het gedrag van klager in de
inrichting zijn geen opmerkingen. Klager wil meewerken aan een terugkeer in de maatschappij, bijvoorbeeld door middel van een begeleid wonen traject.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Blijkens het longstaybeleidskader kunnen langdurig zorg- en beveiligingsafhankelijke patiënten worden geplaatst op een longstayafdeling als aan de volgende criteria is voldaan:
- De ter beschikking gestelde heeft conform ‘state of the art’ alle behandelingsmogelijkheden ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar.
- Er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Klager is gedurende 11 jaar behandeld in verschillende tbs-klinieken. Deze behandelingen hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Het behandelverloop kenmerkt zich door een gebrekkig probleeminzicht, externalisatie, impulsiviteit, agressiviteit
en
schending van gemaakte afspraken. In tegenstelling tot het oordeel van [psychiater] en [psycholoog], ziet men vanuit de Oostvaarderskliniek verder geen behandelmogelijkheden. Men ziet geen heil in behandeling van eventuele insufficiëntiegevoelens in
verband met penisoperaties in de jeugd en evenmin in het toekennen van beperkte vrijheden zonder uitzicht op resocialisatie. De LAP onderschrijft de longstayindicatie. Klager is niet geschikt voor plaatsing in de GGZ vanwege het hoge
onttrekkingsrisico.

Door de getuige-deskundige wordt ter zitting het volgende over de behandeling van klager toegelicht. Bij klager is sprake van sadistische componenten in zijn seksualiteit. De deskundigen [psychiater] en [psycholoog] stellen dat klagers seksuele
minderwaardigheidsgevoelens een rol hebben gespeeld bij het delict. Gelet op de zwaarte van het delict lijkt dat de inrichting zeer onwaarschijnlijk.
Seksueel sadisme is moeilijk te behandelen en voor de patiënt is het lastig dit bij zichzelf te onderkennen. Op dit moment is de kernproblematiek te zeer aanwezig om een resocialisatiepoging bij klager te starten. Onbegeleide verloven zijn te
risicovol.

In vrijwel alle FPD-rapportages komt naar voren dat klager nooit behandelbaar is geweest. Hoe de situatie over zes jaar zal zijn is moeilijk aan te geven.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject
niet
heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Volgens het betreffende beleidskader dient voorts nog aan de volgende criteria te worden voldaan voordat plaatsing op een longstayafdeling kan plaatsvinden:
a) de terbeschikkinggestelde dient conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden te ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen zonder dat dit geleid heeft tot substantiële vermindering van het delictgevaar (....) en
b) er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing door de Oostvaarderskliniek en het advies van de LAP, heeft de Staatssecretaris er in
redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in de Oostvaarderskliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat
derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager blijkens die stukken vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis niet behandelbaar is gebleken en het delictgevaar onverminderd aanwezig is.
Gelet op de toelichting van de getuige-deskundige ter zitting van de beroepscommissie, biedt de rapportage van [psychiater] en [psycholoog] onvoldoende grond voor de conclusie dat thans serieuze resocialisatieperspectieven aanwezig zijn.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager op de longstay afdeling te plaatsen niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven