Nummer 24/43020/TB
Betreft [klager]
Datum 16 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 2 september 2024 beslist klager van FPC Van der Hoeven Kliniek over te plaatsen naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug.
Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en namens verweerder […] en […] gehoord op de zitting van 23 april 2025 in de PI Vught.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsvrouw heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De Van der Hoeven Kliniek heeft om een spoedoverplaatsing van klager verzocht. De door de kliniek en verweerder gegeven reden is niet juist. Klager heeft melding gemaakt van een seksuele relatie van een medewerkster met hem. Voorafgaand aan extern onderzoek daarnaar heeft de Van der Hoeven Kliniek aan klager gemeld dat hij niet zou worden overgeplaatst ongeacht de uitslag van dit onderzoek vanwege de hechtingsproblematiek van klager. De uitslag is aan klager mondeling medegedeeld. Het verslag verkrijgt klager niet. Er zouden geen aanwijzingen of bewijs zijn voor seksueel grensoverschrijdend gedrag of een relatie. Klager kan niet hard maken dat er seksueel contact is geweest, of een relatie. Hij heeft wel kaarten van haar en een foto van hen samen overgelegd, maar geen DNA-materiaal. Er heeft extern onderzoek plaatsgehad, waaraan klager heeft meegewerkt. Klager heeft niet al in de Van der Hoeven Kliniek maar pas na opname in Veldzicht de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd aangeschreven.
Klager verbleef in de Van der Hoeven Kliniek niet op een intensieve zorgafdeling. Hij zat op de reguliere verblijfgroep Twijnhuis maar is door een akkefietje in de tuin en het benoemen van de seksuele relatie geplaatst op een individuele afdeling. De kliniek heeft geen intensieve zorgafdeling. Het was niet zo dat het op de individuele afdeling niet goed met klager ging en hij vanwege gedrag naar een andere individuele afdeling moest worden overgeplaatst.
Klager is vanwege capaciteitsgebrek door verweerder geruild met een bewoner van Veldzicht die al meer dan een jaar op de ICU wachtte op plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek. Dit is niet noodzakelijk en heeft ernstige gevolgen voor klager, omdat klager in Veldzicht tijdelijk alleen op een ICU kan worden en is geplaatst, terwijl hij daar niet thuishoort. Het was beide instellingen bekend dat klager vervolgens wederom moet worden overgeplaatst naar een andere kliniek, wat in verband met zijn hechtingsproblematiek funest is. Veldzicht beschikt namelijk alleen over ICU-afdelingen voor tbs met dwang, afdelingen voor ter beschikking gestelden zonder verblijfstitel, een tussenafdeling (Parterre) en een reguliere tbs-afdeling voor alleen mensen met psychotische problematiek/schizofrenie. In de overgelegde e-mailwisseling van 6 september 2024 van de Van der Hoeven kliniek aan klagers raadsvrouw staat dat klager is vertrokken naar Veldzicht en zij hopen op een kort verblijf in overgang naar een vervolgkliniek.
Klager staat nu op de wachtlijst voor FPC Mesdag, wat negen tot twaalf maanden kan voortduren. FPC Mesdag is bekend met klagers situatie maar kan niet meer zeggen dan dat klager op de wachtlijst staat.
Het beklag tegen de beslissing van het hoofd van Veldzicht om klager op de ICU te plaatsen is gegrond verklaard en hem is een tegemoetkoming toegekend. Tegen de genomen verlengingsbeslissing is beklag ingediend. Klager verblijft ondertussen al acht maanden op een afdeling waar hij niet thuishoort en geen behandeling krijgt. Dit is totaal onachtzaam voor klager, zijn behandeling en zijn traject. Verzocht wordt dan ook het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen voor de gevolgen die hij ondervindt van elke dag dat hij niet geplaatst kan worden op een voor hem geschikte behandelafdeling. De beroepscommissie kan geen plek creëren, maar wel bepalen dat klager vanwege de enorme stilstand van zijn behandeling gecompenseerd moet worden.
Standpunt van verweerder
De overplaatsingsbeslissing is op goede gronden genomen. FPC Van der Hoeven Kliniek heeft verzocht om een overplaatsing van klager omdat in de instelling een vertrouwensbreuk is ontstaan. Klager heeft, zoals beschreven op pagina drie van het overplaatsingsverzoek, een staflid van zijn voormalig behandelteam fors uitgescholden en ervoor gezorgd dat zij haar werk niet kon doen. Klager is toen van de individuele leefgroep teruggeplaatst naar de individuele afdeling en de crisisafdeling. Hij heeft een paar dagen later gesteld dat hij een intieme relatie met het staflid heeft gehad. Door de complexe situatie heeft de kliniek een extern bureau ingeschakeld om onderzoek te doen. In de tussentijd is klager overgeplaatst naar een vergelijkbare individuele afdeling met intensieve begeleiding, omdat het behandelteam een vertrouwensbreuk ervaart en de situatie niet langer werkbaar is. Voordat het onderzoek is afgerond is de spanning in de kliniek verder opgelopen. Vanwege zorgen over een mogelijk agressie-incident als de uitkomst van het onderzoek niet aansluit bij zijn verhaal, zag de kliniek geen andere mogelijkheid meer dan over te gaan op een overplaatsingsverzoek. In klagers ogen zal er alleen geen incident plaatsvinden als hij zijn gelijk krijgt en wordt erkend dat hij de waarheid spreekt en hij zijn behandeling in de kliniek kan voortzetten. Klager heeft volgens de kliniek naar eigen zeggen en in samenspraak met zijn advocaat een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over mogelijk onprofessioneel en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag.
De overplaatsing is noodzakelijk om de onhoudbare situatie te doorbreken en klagers behandeling voort te kunnen zetten. Er is ingezet op een spoedige overplaatsing, gelet op de verwachting van de kliniek tot escalatie van de situatie. Aanvankelijk is klager aangemeld bij FPC De Rooyse Wissel, omdat plaatsing daar volgens de Van der Hoeven Kliniek de voorkeur had. Plaatsing daar was op korte termijn niet mogelijk, wel was een ruiling met een patiënt uit Veldzicht mogelijk. Klager is daarom overgeplaatst naar Veldzicht om zijn behandeling voort te zetten. Het is niet aan verweerder maar aan het hoofd van de instelling om te bepalen op welke afdeling klager daar wordt geplaatst. Anders dan klager betoogt, is het niet bij voorbaat uitgesloten dat klager vanaf de ICU-afdeling op een reguliere afdeling in Veldzicht kan worden geplaatst. Volgens klagers raadsvrouw zijn de niet-ICU-afdelingen van Veldzicht bestemd voor andere doelgroepen dan klager, maar verweerder sluit aan bij wat gedragsdeskundigen hebben gemeld. Veldzicht is gespecialiseerd in behandeling van een persoonlijkheidsstoornis als die waar klager aan lijdt.
Uit de uitkomst van het externe onderzoek blijkt niet dat er sprake was van een intieme relatie tussen klager en het staflid van de Van der Hoeven Kliniek. Deze uitkomst heeft echter geen invloed gehad op het overplaatsingsverzoek, omdat door de opgelopen spanningen voorafgaand aan de bekendmaking van de uitkomst al een vertrouwensbreuk was ontstaan.
Uit inlichtingen van Veldzicht van 16 april 2025 komt naar voren dat klager overwegend stabiel functioneert in Veldzicht, de deur van zijn kamer het grootste deel van dag openstaat en klager naar verwachting binnen een tot twee maanden in FPC Mesdag kan worden geplaatst.
3. De beoordeling
Aan klager was de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Bij rechterlijke uitspraak van 12 mei 2020 is de omzetting van deze maatregel in de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs) bevolen.
Klager verbleef sinds 31 juli 2023 voor een derde behandelpoging in de Van der Hoeven Kliniek. Op 2 september 2024 is beslist tot overplaatsing naar Veldzicht vanwege een in de kliniek ontstane vertrouwensbreuk, welke overplaatsing op 6 september 2024 is gerealiseerd.
Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
- de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
- de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
- de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Het uitgangspunt is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.
Verweerder heeft beslist tot overplaatsing van klager op verzoek van de Van der Hoeven Kliniek in verband met een ontstane vertrouwensbreuk tussen het behandelteam en klager, oplopende spanningen bij klager en de verwachting van de kliniek dat de onrust bij klager, hangende het externe onderzoek naar de door klager geuite beschuldiging van seksueel grensoverschrijdend en onprofessioneel gedrag van een staflid, verder zal gaan oplopen met mogelijke agressie van klager tot gevolg. Verweerder heeft in redelijkheid mogen afgaan op wat de Van der Hoeven Kliniek in het overplaatsingsverzoek heeft beschreven en daarmee van een noodzaak om de door de kliniek als onhoudbaar benoemde situatie te doorbreken en klager met spoed over te plaatsen voor voortzetting van zijn behandeling. De omstandigheid dat klager de gang van zaken in de kliniek ontkent of mogelijk als anders heeft ervaren, maakt niet dat verweerder in redelijkheid niet op de informatie van de Van der Hoeven Kliniek heeft mogen afgaan.
Naar verweerder heeft verklaard, is op verzoek van de Van der Hoeven kliniek – zoals ook staat vermeld in het overplaatsingsverzoek – eerst bekeken of klager overgeplaatst kon worden naar FPC De Rooyse Wissel, waar echter niet op korte termijn een plek beschikbaar was. Wel bleek snel overplaatsing naar Veldzicht mogelijk. Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat, zoals klager stelt, direct kenbaar was dat klager in Veldzicht op een intensieve zorgafdeling zou worden geplaatst. Niet verweerder maar het hoofd van een instelling beslist op welke afdeling daadwerkelijk geplaatst wordt. Uit de door klagers raadsvrouw overgelegde stukken betreffende de beklagprocedure tegen de plaatsing op de ZISZ-afdeling, volgt ook dat het hoofd van Veldzicht in beklag het standpunt heeft ingenomen dat hij op basis van de voor Veldzicht beschikbare informatie, waaronder het aantreffen van twee telefoons op klagers kamer in de Van der Hoeven Kliniek, heeft besloten klager op de ZISZ-afdeling te plaatsen, dat vanwege klagers gedrag op die afdeling vrij snel is gekeken naar de mogelijkheid om klager door te plaatsen naar een reguliere afdeling en dit vanwege gebrek aan een beschikbare plek nog niet kon worden gerealiseerd. Anders dan door klagers raadsvrouw is gesteld, beschikt Veldzicht ook over een behandelafdeling voor reguliere tbs-patiënten naast behandelafdelingen voor tbs-patiënten die intensieve zorg behoeven en behandelafdelingen voor vreemdelingen met tbs. Verweerder heeft in dit verband ter zitting verklaard dat Veldzicht gespecialiseerd is in behandeling van ter beschikking gestelden met een persoonlijkheidsstoornis, zoals de stoornis waaraan klager lijdt.
Het feit dat het beklag tegen de door het hoofd van Veldzicht genomen interne plaatsingsbeslissing gegrond is verklaard, maakt niet dat verweerder niet heeft mogen beslissen klager over te plaatsen naar de instelling waar als eerste een plek beschikbaar kwam.
De omstandigheid dat de plaatsing in Veldzicht mogelijk als tijdelijk in afwachting van het vrijkomen van een behandelplek in een ander FPC was bedoeld en door capaciteitsgebrek langer duurt dan bedoeld, kan – hoe nadelig dit ook voor klagers verdere behandeltraject mogelijk zal zijn – in het licht van de beschreven noodzaak van een spoedoverplaatsing niet tot het oordeel leiden dat hij door verweerder niet naar Veldzicht overgeplaatst had mogen worden. De beroepscommissie acht het wel wenselijk dat klager door verweerder, voor zover mogelijk, hoger op de wachtlijst voor FPC Mesdag wordt geplaatst om eerdere plaatsing in die instelling te kunnen realiseren voor het geval de door Veldzicht op 16 april 2025 aan verweerder doorgegeven verwachting van overplaatsing van klager binnen een tot twee maanden niet uitkomt en klager noodgedwongen langer op de ZISZ-afdeling moet verblijven.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. P.Th.H. Richelle, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
secretaris voorzitter