Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38738/GA, 2 juni 2025, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38738/GA

Betreft             [klager]

Datum             2 juni 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van vijf dagen, vanwege het inslikken van een touwtje, ingaande op 12 september 2023.

De beklagrechter bij de PI Ter Apel heeft op 29 januari 2024 het beklag vanwege een vormverzuim gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50 (Ta-2023-566). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. Y. Finani in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Uitgangspunt is dat gedetineerden gehoord worden in de moedertaal. Het kan voorkomen dat een tolk, die in dit soort gevallen ad hoc moet worden geregeld, niet beschikbaar is. Zo ook in het geval van klager. Dan wordt onderzocht of de gedetineerde een andere taal machtig is. In klagers geval heeft het personeel aangegeven dat klager de Engelse taal ook machtig is, omdat het personeel in de Engelse taal met klager spreekt en dit ook is opgenomen in klagers detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Tijdens het hoorgesprek heeft de directeur een aantal controlevragen gesteld, zoals: “Begrijpt u wat ik bedoel?” en “Begrijpt u wat ik ten aanzien van u heb besloten?”. In de schriftelijke mededeling staat ook: “We spoke in English and understood each other well”. De directeur is terecht tot de conclusie gekomen dat klager het Engels machtig is. Gelet hierop is wel degelijk voldaan aan het horen van klager in een voor hem begrijpelijke taal, als bedoeld in artikel 57, eerste lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het is voor de directeur niet duidelijk waarop de beklagrechter de eigen waarneming dat klager het Engels niet machtig zou zijn heeft gebaseerd, nu dit tijdens de beklagzitting niet is getoetst of nagevraagd.

Klager heeft niet geklaagd over het feit dat de schriftelijke mededeling deels in het Nederlands en deels in het Engels is opgemaakt en dit is ook niet tijdens beklagzitting aangevoerd. Het is daarom de vraag in hoeverre dit kon worden meegenomen in de beoordeling. Inhoudelijk meent de directeur dat de beslissing conform artikel 58, eerste lid, van de Pbw zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal is uitgereikt. De directeur is ervan uitgegaan dat klager het Engels machtig is, daarom zijn de beweegredenen in het Engels ingevuld. Dat het overige deel van de beslissing in het Nederlands staat weergegeven, komt doordat de tekst een landelijk (standaard) format betreft. Om te voldoen aan het uitreiken binnen 24 uur en omdat het werkinhoudelijk en financieel niet haalbaar is om alle beslissingen ter vertaling op te sturen, wordt daar niet voor gekozen. Wel bestaat de mogelijkheid om bij uitreiking van de beslissing deze te bespreken met behulp van een telefonische tolk. Klager heeft daarvan geen gebruik gemaakt, noch is hij bij het afdelingspersoneel langsgegaan met vragen.      

 

Standpunt van klager

Klager kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter. De inrichting doet het voorkomen alsof er geprobeerd is een tolk Algerijns te regelen, terwijl dit niet uit de stukken blijkt en niet is aangevoerd tijdens de beklagzitting. Daar komt bij dat in de inrichting een imam beschikbaar is die naar alle waarschijnlijkheid had kunnen vertalen. Dat gebeurt ook regelmatig.

Vast staat dat klager in het Engels is gehoord. Dat klager voldoende Engels spreekt om het inhoudelijke gesprek aan te gaan met de directeur zou moeten blijken uit het D&R-plan. Daarin staat: “Sprak betr. redelijk goed Engels”. Dat is een vrij algemene, twijfelachtige opmerking. Meer relevant is dat er ook staat: “Lastig communiceren. Vertaal apparaat was even zoek. Daarom via google translate wat vragen gesteld”. Het is daarom maar de vraag in welke taal gecommuniceerd is. Ter zitting is uitdrukkelijk betwist dat klager de Engelse taal voldoende machtig is. De beklagrechter is op grond van eigen waarneming tot dezelfde conclusie gekomen. Dat klager wellicht heeft begrepen dat hij een ordemaatregel kreeg omdat hij een touw zou hebben ingeslikt, kan worden aangenomen. Maar dat hij zijn kant van het verhaal heeft kunnen vertellen, blijkt geenszins. De controlevragen zien daar ook niet op.

Omdat klager de Engelse taal niet machtig is, heeft hij dus ook niet de schriftelijke beslissing kunnen begrijpen. Dat hier niet expliciet over is geklaagd, doet daar niet aan af, nu het onderdeel is van de klacht. Dat in de beslissing is gekozen voor een combinatie van de Nederlandse en Engelse taal komt de begrijpelijkheid geenszins ten goede. Klager doet de suggestie om standaardformats in meerdere talen beschikbaar te hebben, zeker in een inrichting als de PI Ter Apel. 

 

3. De beoordeling

Wettelijk kader

Ingevolge artikel 57, eerste lid en onder c. van de Pbw wordt de gedetineerde voorafgaand aan een beslissing tot de plaatsing in afzondering als bedoeld in artikel 24, eerste lid van de Pbw in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw ontvangt de gedetineerde van die beslissing onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling.

 

Wat is er gebeurd?

Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat klager in verband met een onderzoek naar contrabande (drugs) in zijn cel op 11 september 2023 tijdelijk was overgeplaatst naar een cel op een andere afdeling. Daar “heeft klager constant tegen de deur geschopt en was hij aan het schreeuwen, omdat hij wilde roken”, aldus het schriftelijk verslag van 11 september 2023. Klager is vervolgens in afzondering geplaatst. Op 12 september 2023 gaf klager aan dat wanneer hij geen sigaret zou krijgen, hij “zijn hoofd kapot zou slaan tegen de tralies”. Vervolgens liet hij een stuk touw zien en meldde dat als hij zijn advocaat niet te spreken zou krijgen, hij dat zou opeten. Het personeel probeerde vervolgens te voorkomen dat dit daadwerkelijk gebeurde, maar kon niet voorkomen dat klager het stuk touw doorslikte.

Uit de schriftelijke mededeling kan worden opgemaakt dat hierover in de Engelse taal met klager is gesproken, en dat klager aan de directeur heeft verteld waarom hij dat had gedaan, namelijk omdat hij – zo begrijpt de beroepscommissie – “slecht was behandeld”. Klager zou zijn shag niet hebben gekregen, omdat hij Engels en geen Nederlands zou spreken. Daarop heeft de directeur klager gezegd dat dat te maken had met het maken van herrie, met klagers eigen gedrag.

 

Hoor- en mededelingsplicht

De beklagrechter heeft onvoldoende aannemelijk geacht dat klager daadwerkelijk zijn kant van het verhaal heeft kunnen vertellen en heeft begrepen wat de directeur hem heeft gezegd over de reden voor het opleggen van de ordemaatregel. Daarnaast heeft de beklagrechter in aanmerking genomen dat aan klager een deels Nederlandstalige, deels Engelstalige beslissing is uitgereikt. Volgens de beklagrechter is daarmee niet voldaan aan de artikelen 57 eerste lid, en 58, eerste lid, van de Pbw.

De beroepscommissie komt tot een ander oordeel en overweegt daartoe als volgt.

Klager spreekt klaarblijkelijk geen Nederlands. De directeur geeft aan dat een tolk (Algerijns) Arabisch niet beschikbaar was en dat daarom navraag is gedaan of klager een andere taal machtig was, zodat klager gehoord kon worden nadat hij het touw had ingeslikt. De beroepscommissie ziet geen reden om daaraan te twijfelen.

Er bestaat discussie over de mate van klagers beheersing van de Engelse taal. De directeur heeft navraag gedaan bij het personeel, dat op dagelijkse basis in het Engels met klager communiceert. Namens klager wordt aangevoerd dat klager zijn verhaal niet (goed) zou hebben kunnen doen tijdens het horen. De beroepscommissie heeft klager zelf niet gesproken en kan geen uitspraak doen over de eigen waarneming van de beklagrechter. Van belang voor de beoordeling van dit beroep is echter dat de beroepscommissie constateert dat uit de schriftelijke mededeling van de beslissing kan worden opgemaakt dat klager met de directeur een gesprek heeft gevoerd en dat hij zijn verhaal heeft kunnen doen. Er is immers besproken dat klager het touw had ingeslikt, klager heeft aangegeven waarom hij dat heeft gedaan, waarop de directeur heeft uitgelegd waarom de ordemaatregel aan klager werd opgelegd. Naar het oordeel van de beroepscommissie is klager in voldoende mate in de gelegenheid gesteld om zijn kant van het verhaal tijdens het horen toe te lichten. Daarbij weegt mee dat van de zijde van klager inhoudelijk niet is aangedragen wat klager tijdens het gesprek niet naar voren zou hebben kunnen brengen en welke gevolgen dat zou moeten hebben gehad. 

Het (deels) opstellen van de beslissing in het Engels, heeft kennelijk ten doel gehad de beslissing voor klager begrijpelijker te maken, nu hij de Nederlandse taal in elk geval niet machtig is. Hoewel de beroepscommissie de suggestie die namens klager is gedaan om standaardformats ook in andere talen beschikbaar te stellen kan begrijpen, voert het te ver om van de directeur te verlangen dat hij daar zelf in voorziet. Klager wordt bovendien in de gelegenheid gesteld om bij het uitreiken van de schriftelijke mededeling van de beslissing vragen te stellen, waar nodig met behulp van een tolk. Klager heeft daarvan geen gebruik gemaakt en zich niet met vragen bij het afdelingspersoneel gemeld.

 

Conclusie

De beroepscommissie komt tot de conclusie dat niet is gebleken dat sprake is van vormverzuimen als bedoeld in artikel 57, eerste lid en artikel 58, eerste lid, van de Pbw.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog (in zijn geheel) ongegrond verklaren. De toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen. 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 2 juni 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven