Nummer 24/44490/TA
Betreft [klager]
Datum 9 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel van 7 mei 2024.
De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray heeft op 4 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (RV-2024-193). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en namens de instelling […] en […], stafjuristen bij de instelling, gehoord op de zitting van 23 april 2025 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsvrouw heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Mr. J.M.M. van den Hoek was als toehoorder van de zijde van de RSJ aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Volgens de schriftelijke mededeling is de maatregel op 7 mei 2024 opgelegd om 11.13 uur en is klager die dag gehoord om 13.15 uur. Klager zelf meent zich te herinneren dat de maatregel in de ochtend is opgelegd en dat hij net voor 18.00 uur daarover is gehoord. Klager is dus achteraf pas gehoord zonder dat hiertoe de noodzaak bleek. Er is ten aanzien van dit formele gebrek geen beslissing genomen door de beklagcommissie. Klager verzoekt de klacht formeel gegrond te verklaren en een tegemoetkoming vast te stellen.
Klager heeft vanaf zijn jeugd de diagnose ADHD en medicatie daarvoor gekregen. In De Woenselse Poort is die diagnose niet meer gesteld en geen juiste medicatie verstrekt waarna er vele agressie-incidenten hebben plaatsgevonden. Ook de instelling stelt de diagnose niet, waarvoor in het kader van de verlenging van de tbs aandacht is gevraagd. Klager heeft nu sinds drie maanden wel ADHD-medicatie gekregen waardoor hij veel rustiger is en er bijna geen incidenten meer zijn geweest. Ten tijde van het opleggen van de afzondering had klager niet de juiste medicatie. Een discussie met scheldwoorden zoals die op 6 mei 2024 heeft plaatsgevonden, was mede daarvan het gevolg. Het was niet nodig om op 7 mei 2024 de afzonderingsmaatregel aan klager op te leggen. Klager is niet netjes geweest, maar ontkent stellig dat hij heeft bedreigd.
Het steekt verder met name dat de maatregel te lang heeft voortgeduurd. Er waren meerdere dagen waarop uitbreiding met groepsmomenten ingezet had kunnen en moeten worden, maar dat is nagelaten. Hierdoor ontstond ook een negatieve vicieuze cirkel waarbij er weerstand/verzet optreedt en klager een geïrriteerde reactie gaf of gedrag liet zien waardoor de maatregel in stand werd gehouden. Dit was echter niet nodig geweest. Men had klager beter hulp kunnen bieden. Te lange afzondering werkte in dit geval dus ook contraproductief. De instelling zegt dat dagelijks is getoetst of groepsmomenten konden worden uitgebreid en verwijst ter zitting naar klagers als onvoldoende goed benoemde gedrag op 21 mei 2024, maar klager heeft die dag zelf ervan afgezien om van zijn kamer te gaan omdat hij het niet meer trok.
Op grond van al het voorgaande wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren, de klacht alsnog gegrond te verklaren en een tegemoetkoming vast te stellen voor elke dag dat klager ten onrechte op afzondering heeft verbleven.
Standpunt van het hoofd van de instelling
De maatregel zelf wordt vaak geschreven door sociotherapie, maar het stukje dat ziet op het horen wordt door het afdelingshoofd ingevuld. Zoals ook tijdens de beklagprocedure is gemeld, is in de schriftelijke mededeling van de maatregel wat betreft de tijdstippen van horen over en opleggen van de maatregel sprake van een kennelijke verschrijving. Klager is wel degelijk voorafgaand aan oplegging van de maatregel gehoord. Dit blijkt uit de tekst in de schriftelijke mededeling, waarin staat dat tijdens het horen is besproken dat het afdelingshoofd voornemens is afzondering aan te zeggen. Het afdelingshoofd is hierover expliciet bevraagd, en die gaf aan zeker te weten dat klager voorafgaand aan de oplegging van de maatregel is gehoord. Ook in de dagrapportage staat vermeld dat het afdelingshoofd klager heeft gehoord voordat de maatregel is ingegaan. In die dagrapportage staan niet specifiek de tijdstippen opgenomen.
Het klopt dat de diagnostiek van De Woenselse Poort is overgenomen door de instelling. Eerdere behandeling met ADHD-medicatie had onvoldoende resultaat, daarbij was ook sprake van agressie bij klager. Tijdens de verlengingszitting stond de diagnose ADHD weer centraal. Nog steeds is de instelling van mening dat ADHD niet op de voorgrond staat. De PJ rapporteurs stellen die diagnose wel. Sinds eind februari 2025 wordt ADHD-medicatie wel voorgeschreven. Er is nog steeds sprake van agressie-incidenten. Er vindt nader diagnostisch onderzoek plaats.
Inhoudelijk wordt verder verwezen naar het verweerschrift in de beklagprocedure. Dagelijks is de noodzaak van voortduring van de maatregel gemonitord. De ambivalente houding van klager maakte dit moeilijk in te schatten. Klagers gedrag was soms wel beter, maar niet goed genoeg om groepsmomenten in te zetten, zoals bijvoorbeeld op 21 mei 2024.
3. De beoordeling
Vormverzuim
De beroepscommissie acht, mede gelet op de tekst van de schriftelijke mededeling van de afzonderingsmaatregel van 7 mei 2024, voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een kennelijke verschrijving bij de vermelding van de tijdstippen van horen en opleggen van de maatregel. In de – om 15.30 uur uitgereikte – schriftelijke mededeling van de maatregel staat: “Tijdens het horen is het volgende met u besproken: ik heb u gehoord en laten weten dat ik voornemens ben u afzondering eigen kamer aan te zeggen. U vraagt dan of ik goed zal slapen wetende dat u mensen met een beperking opsluit. U geeft aan hierover in hoger beroep te willen gaan en dat is uw goed recht. U zegt dat u door de afzondering alleen verder de afgrond in zult glijden”. Hieruit kan niet worden opgemaakt dat klager na het opleggen van de maatregel is gehoord, laat staan dat hij even voor 18.00 uur zou zijn gehoord zoals hij zich ter zitting meent te herinneren. Daarmee is geen sprake van vormverzuim.
Inhoudelijk
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Daarbij neemt zij in aanmerking dat klagers gedrag op 6 mei 2024 ’s avonds als zodanig dreigend is ervaren dat de hele groep is ingesloten en zelfs vanwege klagers gedrag daarna nog het alarm moest worden ingeschakeld waarna klager in de deuropening van zijn kamer opnieuw voor een dreigende en onveilige situatie heeft gezorgd. De ochtend daarna bleek klager in gesprek met sociotherapie de ernst van de situatie niet in te zien. Gelet daarop kon in redelijkheid in het belang van de orde en veiligheid de afzonderingsmaatregel worden opgelegd.
Gesteld maar onvoldoende is gebleken dat de afzonderingsmaatregel te lang heeft geduurd en eerder dan op 4 juni 2024 met het geven van een 4,5 uursprogramma opgeheven had kunnen worden. De beroepscommissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de instelling dat tijdens de afzondering dagelijks is getoetst of uitbreiding met groepsmomenten mogelijk was. In het licht van de uitgebreide beschrijving daarvan door de instelling, kan klager niet worden gevolgd in zijn stelling dat groepsmomenten eerder ingezet hadden kunnen en moeten worden.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 9 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. P.Th.H. Richelle, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
secretaris voorzitter