Nummer 24/45086/TA
Betreft [klager]
Datum 9 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de op 24 november 2023 opgelegde maatregel van afzondering en het voortduren daarvan tot 22 december 2023.
De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray heeft op 27 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (RV2023/428). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanović, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en namens de instelling […] en […], stafjuristen bij de instelling, gehoord op de zitting van 23 april 2025 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
Mr. J.M.M. van den Hoek was als toehoorder van de zijde van de RSJ aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Van een noodzaak voor de oplegging en lange duur van de afzonderingsmaatregel is geen sprake geweest. Het bezit van een bankpas en sleutel van de medebewoner en de verklaringen van die medebewoner en andere medepatiënten dat klager intimiderend zou zijn, zijn onvoldoende voor het opleggen en voortduren van een afzonderingsmaatregel. Er was slechts sprake van ruis. Klager is steeds daarover in gesprek gegaan en heeft in alle openheid verklaringen gegeven, zoals dat hij de bankpas in samenspraak met de medebewoner gebruikte, dat het personeel daarvan op de hoogte was en dat klager de bankpas niet voor eigen gewin gebruikte. Klager heeft dat ook niet nodig. De medebewoner is lui en zijn ouders hebben klager gevraagd voor hem te zorgen. Klager bezit de bankpas niet, maar gebruikte die alleen voor het doen van boodschappen voor de medebewoner. In geen van klagers verklaringen is meegegaan. Klager is toch steeds in gesprek gebleven. De ruis is in de loop van de eerste dagen van de afzondering niet bevestigd. De afzondering is dan ook een te ver gaande maatregel, te meer daar klager niet dreigend of agressief is geweest. Er had volstaan kunnen worden met een minder vergaande maatregel als afdelingsarrest en het houden van een herstelgesprek met de medebewoner om een en ander tot op de bodem uit te zoeken.
Klager voldeed blijkens het verweerschrift wel degelijk aan de voorwaarden voor beëindiging van de maatregel. Hij heeft zijn rol en aandeel besproken. Hij heeft de veiligheid van de medebewoner te allen tijde gegarandeerd en heeft meegewerkt aan wat van hem werd gevergd. Nadien is de maatregel nog eens verlengd (wat overigens niet in deze procedure ter beoordeling voorligt). Volgens klager liegt het personeel om problemen met klager te maken.
Standpunt van het hoofd van de instelling
De instelling handhaaft wat in het verweerschrift in de beklagprocedure naar voren is gebracht. Een minder vergaande maatregel was niet toereikend, omdat de medebewoner op dezelfde afdeling verbleef en er sprake was van een ingewikkelde groepsdynamiek op de afdeling. Er waren meerdere zorgelijke signalen. Niet duidelijk was wat er precies speelde op de afdeling. Ook was de relatie van klager met het netwerk van de medebewoner onduidelijk. Een en ander moest dus worden uitgezocht. De maatregel is daarom voortgezet. Het onderzoek heeft uiteindelijk niet veel opgeleverd over wat er precies speelde.
3. De beoordeling
Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat de afzonderingsmaatregel in redelijkheid in het belang van de orde en veiligheid kon worden opgelegd voor onderzoek naar het, in strijd met de huisregels en op camerabeelden vastgelegd, door klager gebruikmaken van een bankpas van een medepatiënt. Deze medepatiënt had verklaard dat hij zich door klager onder druk gezet voelde en er waren verklaringen van andere patiënten dat klager die medepatiënt onder druk zette en intimideerde. Voldoende aannemelijk is geworden dat met een minder vergaande maatregel als afdelingsarrest niet volstaan had kunnen worden vanwege de volgens de instelling ingewikkelde groepsdynamiek op de afdeling waar ook de betreffende medepatiënt verbleef.
Klagers stelling dat uit het verweerschrift van de instelling in beklag kan worden afgeleid dat klager al eerder aan de voorwaarden voor beëindiging van de afzonderingsmaatregel voldeed, wordt niet ondersteund door de uitgebreide verklaringen van de instelling in dat verweerschrift. Daaruit komt naar voren dat in de loop van het onderzoek tijdens de afzondering verschillende verklaringen door klager zijn afgelegd waarbij hij dan de betreffende medepatiënt dan een andere medepatiënt van liegen betichtte, dat er ook telkens meer te onderzoeken zaken naar voren kwamen zoals het bezit door klager van de sleutel van de kamer van de betreffende medepatiënt en dat er onduidelijkheid was rond een te fabriceren mes en klagers relatie met het netwerk van die medepatiënt. Op 22 december 2023 bestond dan ook nog steeds veel onduidelijkheid over wat er precies speelde en klagers rol daarin, waardoor de orde en veiligheid op de afdeling naar inschatting van de instelling nog niet voldoende gegarandeerd konden worden. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat de afzondering op dat moment nog niet beëindigd kon worden. Klagers enkele stelling dat het personeel liegt noopt niet tot een ander oordeel.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 9 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. P.Th.H. Richelle, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
secretaris voorzitter