Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44700/GB, 8 mei 2025, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44700/GB

Betreft [klager]

Datum 8 mei 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 23 augustus 2024 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 14 november 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan niet volgen dat zijn sociale binding met de regio Limburg onvoldoende is toegelicht. In bezwaar is aangetoond dat klagers moeder in het arrondissement Limburg woont. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat klager sociale binding heeft met dit arrondissement en dat hij geselecteerd moet worden voor een inrichting in het arrondissement Limburg. Dat klager voor de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde straf niet stond ingeschreven op het adres van zijn moeder, maakt dit niet anders.

Er zijn geen contra-indicaties voor overplaatsing van klager naar de locatie Roermond. Klager heeft in de PI Vught tot op heden geen bezoek ontvangen.

Verweerder is (ook) verantwoordelijk voor de beslissing om klager op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) te plaatsen en de voorzieningenrechter heeft die beslissing als onrechtmatig aangemerkt. Er was voor verweerder op 14 augustus 2024 geen reden om klager op de GVM-lijst te zetten, zodat er op 23 augustus 2024 ook geen reden was om klager over te plaatsen naar een andere inrichting.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Op 14 augustus 2024 is klager op de GVM-lijst geplaatst met de status ‘hoog’ naar aanleiding van zijn vermoedelijke lidmaatschap van een crimineel samenwerkingsverband en vanwege een verhoogd risico op ontvluchting en onttrekking uit detentie.

Klager is vanwege zijn GVM-status overgeplaatst naar de PI Vught. Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter beslist dat klager van de GVM-lijst moet worden verwijderd. Omdat tijdens de beroepsprocedure is gebleken dat klager van de GVM-lijst is verwijderd en zijn GVM-status de enige grond was voor overplaatsing, is de bestreden beslissing bij de huidige stand van zaken onvoldoende gemotiveerd.

Klager heeft het nadeel dat hij zou hebben ondervonden van zijn overplaatsing niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Klager verbleef na overplaatsing in hetzelfde regime en het is onduidelijk waarom hij geen bezoek heeft ontvangen in de PI Vught. Dat geldt temeer, omdat de PI Vught dichter bij het woonadres van klagers moeder ligt dan de PI Nieuwegein. In de PI Nieuwegein ontving klager wel regelmatig bezoek van familie.

Voor wat betreft klagers wens om overgeplaatst te worden naar de locatie Roermond, geldt dat het plaatsingsbeleid uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) op hem niet van toepassing is. Er zijn geen omstandigheden die een overplaatsing naar de locatie Roermond (alsnog) rechtvaardigen. Klager heeft inmiddels ook bezoek van zijn zusje ontvangen in de PI Vught.

Klager heeft tot slot op 28 januari 2025 verzocht om overplaatsing naar de PI Nieuwegein dan wel de PI Heerhugowaard. Klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Roermond lijkt dan ook niet meer actueel.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Nieuwegein. Op 23 augustus 2024 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Vught, omdat hij in verband met zijn GVM-status naar een GVM-hoog inrichting moest worden overgeplaatst.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Dit geldt op grond van artikel 25, achtste lid, van de Regeling echter niet voor gedetineerden die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormen. Hoewel uit de toelichting op de wijziging van de Regeling volgt dat verweerder een GVM-gedetineerde waar mogelijk regionaal zal overplaatsen, is dit van ondergeschikt belang. Verweerder moet onder andere rekening houden met de mogelijke gevaren die de overplaatsing oplevert (Stcrt. 2022, 33928). Daarnaast kan verweerder GVM-gedetineerden op grond van artikel 25, tweede lid, van de Regeling regelmatiger overplaatsen zonder dat het concrete gedrag van de gedetineerde hiertoe aanleiding geeft.

Op 14 augustus 2024 is klager op de GVM-lijst met de status hoog geplaatst. Verweerder heeft op grond daarvan beslist om klager over te plaatsen naar de PI Vught. Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter echter geoordeeld dat klager ten onrechte op de GVM-lijst is geplaatst. Weliswaar kon verweerder ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet weten dat klager ten onrechte op de GVM-lijst was geplaatst, maar achteraf oordelend kan de plaatsing van klager op de GVM-lijst de beslissing om hem over te plaatsen naar de PI Vught niet dragen.

Voor wat betreft klagers wens om naar de locatie Roermond te worden overgeplaatst, merkt de beroepscommissie op dat klager hiervoor een overplaatsingsverzoek heeft ingediend dat op 23 oktober 2024 is afgewezen. Klager heeft daartegen geen beroep ingesteld. Klager heeft daarnaast op 28 januari 2025 verzocht om overplaatsing naar de PI Nieuwegein of de PI Heerhugowaard. De beroepscommissie is op basis van het voorgaande van oordeel dat klagers voorkeur voor de locatie Roermond niet langer actueel lijkt te zijn. De beroepscommissie zal hier dan ook niet inhoudelijk op ingaan.

Nu de plaatsing van klager op de GVM-lijst de enige grond is die verweerder gebruikte om klager over te plaatsen, en die grond is komen te vervallen , moet de bestreden beslissing bij de huidige stand van zaken als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Nu klager van 23 augustus 2024 tot de datum waarop verweerder een nieuwe beslissing moet nemen, ten onrechte in de gevangenis van de PI Vught heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €360,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €360,-.

 

Deze uitspraak is op 8 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A van Pelt, leden, bijgestaan door mr. L.M.E. van Horssen, secretaris.

 

 

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven