Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44739/GA en 24/44778/GA, 6 mei 2025, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44739/GA  en 24/44778/GA

Betreft [klager]

Datum 6 mei 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur) en [klager] (hierna: klager).

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 3 april 2024 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagrechter bij de PI Ter Apel heeft op 18 november 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €37,50 (Ta-2024-324). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld (24/44739/GA).

Klagers raadsman, mr. D. Matadien, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming (24/44778/GA).

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Ter Apel, klager en zijn raadsman gehoord op de zitting van 11 april 2025 in de PI Achterhoek. […] en […], stagiaires bij de PI Ter Apel, waren als toehoorders aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Primair stelt de directeur zich op het standpunt dat klager ten tijde van de beoordelingsperiode geen rechtmatig verblijf had en dat hij in die periode onvoldoende heeft meegewerkt aan een vertrek uit Nederland. Klager had namelijk pas na de bestreden beslissing, te weten vanaf 17 april 2024, weer rechtmatig verblijf in Nederland.

Subsidiair stelt de directeur zich op het standpunt dat hij voldoende voortvarend heeft gehandeld. Op 3 april 2024 heeft de directeur de bestreden beslissing genomen en toen bleek uit informatie van de Justitiële Informatiedienst (Justid) dat klager geen rechtmatig verblijf had. Op 4 april 2024 heeft klagers raadsman de stukken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), waaronder het intrekkingsbesluit van 22 maart 2024, naar klagers casemanager toegestuurd. Toen kon de directeur pas voor het eerst redelijkerwijs vermoeden dat er iets zou kunnen veranderen of was veranderd ten aanzien van klagers verblijfsrecht. Daarop heeft de casemanager direct gehandeld door telefonisch contact op te nemen met de IND via de ketenpartnerlijn. Hieruit bleek dat klager met het intrekkingsbesluit van 22 maart 2024 nog geen rechtmatig verblijf had en dat de IND nog een nieuwe beslissing moest nemen. Op 30 april 2024 heeft de directeur vernomen dat klager weer verblijfsrecht heeft. De directeur heeft hierin aanleiding gezien om klager per 1 mei 2024 te promoveren naar het plusprogramma. De directeur heeft dus, anders de beklagrechter heeft geoordeeld, wel degelijk voortvarend gehandeld.

Standpunt van klager

Klagers verblijfsrecht is door het intrekkingsbesluit van 22 maart 2024 met terugwerkende kracht gaan herleven. Daarnaast is het voor klager onmogelijk om mee te werken aan een terugkeer naar het land van herkomst, omdat hij gegronde vrees heeft dat hij in Iran zal worden vervolgd. Om die reden was de terugkeerverplichting ook opgeschort. Klager wil een hogere tegemoetkoming dan wat door de beklagrechter is toegekend. Klager is namelijk door de beslissing van de directeur aanzienlijk beperkt in zijn arbeidsmogelijkheden. Daarnaast heeft de beslissing invloed gehad op de doorstroming naar een Beperkt Beveiligde Afdeling en de hem toekomende vrijheden. Klager dient ook smartengeld te worden toegekend voor gederfde levensvreugde. Hij heeft namelijk aanzienlijke spanningen, stress en somatische klachten gehad.

 

3. De beoordeling

Beroep van de directeur (24/44739/GA)

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) beslist de directeur over promotie en degradatie van gedetineerden. De directeur beoordeelt het gedrag van een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 op basis van bijlage 2 van de Regeling (Stimuleren en Ontmoedigen (Vris)). Indien de gedetineerde die is gepromoveerd niet het gewenste gedrag laat zien, zoals beschreven in de categorie ‘re-integratie/ resocialisatie’ en de categorie ‘verblijf en leefbaarheid’ van bijlage 2, kan de directeur besluiten tot degradatie. Dit gewenste gedrag kan de vreemdeling in een periode van minimaal zes weken laten zien om wederom in aanmerking te komen voor promotie (zie RSJ 28 mei 2024, 23/32903/GA, voor een nadere toelichting op het toetsingskader).

Allereerst ziet de beroepscommissie zich voor de vraag gesteld of klager rechtmatig verblijf had ten tijde van (een gedeelte van) de beoordelingsperiode en de datum van de beslissing. Uit het dossier volgt dat klager eerder rechtmatig verblijf in Nederland had, maar dat zijn asielvergunning per besluit van 31 maart 2022 was ingetrokken. Hierdoor had klager kennelijk geen rechtmatig verblijf meer in Nederland. Op 22 maart 2024 – ten tijde van de beoordelingsperiode – heeft de IND de raadsman van klager bericht dat het intrekkingsbesluit van 31 maart 2022 is ingetrokken. Klager stelt dat daarmee zijn rechtmatig verblijf in Nederland (met terugwerkende kracht) weer geldt, maar de beroepscommissie volgt hem hierin niet. De directeur heeft namelijk uitgelegd dat de IND te kennen had gegeven dat de IND een nieuw besluit moest nemen en dat klager tot dat moment nog steeds geen rechtmatig verblijf had. Dit wordt ondersteund door het overgelegde overzicht uit de Strafrechtketendatabank, waarin staat opgenomen dat klager pas vanaf 17 april 2024 weer rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Klager mocht dan ook gedurende de gehele beoordelingsperiode – ook achteraf bezien – worden beschouwd als een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Klagers gedrag mocht worden beoordeeld op basis van bijlage 2 van de Regeling.

Klager is op 3 april 2024 niet gepromoveerd naar het plusprogramma, omdat hij weigerde mee te werken aan zijn vertrek naar Iran (het land van herkomst) dan wel een ander land van bestendig verblijf. Klager wijst op de opschorting van de terugkeerverplichting, maar de beroepscommissie begrijpt dat het gaat om een tijdelijke opschorting. De (gedwongen) uitzetting naar Iran werd uitgesteld totdat de situatie in Iran voor hem was veranderd. Nu het mogelijk was dat klager op enig moment wél naar Iran kon worden uitgezet, mocht de directeur redelijkerwijs van klager verlangen dat hij meewerkte aan een vertrek naar het land van herkomst. Bovendien kon klager, als hij zich daarvoor had ingezet, kijken naar welke mogelijkheden en onmogelijkheden er waren voor het vertrek naar een ander land van bestendig verblijf. Er is met klager meerdere malen gesproken over het belang om mee te werken aan het vertrek uit Nederland. Klager heeft echter geen actie ondernomen om zijn terugkeerplan op te stellen.

Nu klager niet heeft meegewerkt aan het opstellen van een terugkeerplan, met inbegrip van een plan van aanpak ten aanzien van de basisvoorwaarden, zoals bedoeld in bijlage 2 van de Regeling, kon het gedrag van klager in redelijkheid als ongewenst worden aangemerkt. Dit heeft de directeur afgezet tegen het door klager getoonde (gewenste) structurele gedrag. De directeur heeft geconcludeerd dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid nam voor zijn re-integratie. De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging en dat de beslissing tot degradatie, gelet op het gedrag van klager, niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. Hiermee komt de grondslag van de aan klager toegekende tegemoetkoming te vervallen.

Beroep van klager (24/44778/GA)

Het beroep van klager dat is gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming zal gelet op voorgaande beslissing ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond (24/44739/GA).

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond (24/44778/GA).

 

Deze uitspraak is op 6 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. R.A.E. van Noort, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven