nummer: 08/1941/GV
betreft: [klager] datum: 19 augustus 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Michels, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 31 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman om haar beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek om strafonderbreking was niet alleen gebaseerd op de gezondheidstoestand van klaagsters broer, maar ook op de gezondheidstoestand van klaagster zelf en op de psychische
lijdensdruk
van de kinderen van klaagster. Uit de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt niet dat al deze omstandigheden zijn meegewogen. De selectiefunctionaris geeft zelfs aan dat de documenten die deze omstandigheden onderbouwen, niet relevant zijn. Uit
de namens klaagster aangeleverde stukken blijkt inderdaad niet dat de heer Blenson een broer is van klaagster. Een dergelijke verwantschap is niet vast te stellen uit een geboorteakte en het overleggen van een stamboom is volgens klaagster geen
redelijke eis. Door de selectiefunctionaris wordt aangegeven dat niet zou blijken van een levensbedreigende omstandigheid. Klaagster is van mening dat zulks wel het geval is. Uit de overgelegde medische bescheiden blijkt dat er sprake is van
teruggekeerde lymfekanker, waarbij de levensverwachting van klaagsters broer als kort wordt ingeschat. Naast het familiaire aspect is klaagsters aanwezigheid van belang in verband met eventuele bloeddonatie. Klaagster erkent positief te hebben gescoord
bij een urinecontrole. De reden daarvoor was een verwisseling van medicatie met die van haar celgenoot. Klaagster ziet niet in waarom die positieve score een contra-indicatie oplevert, temeer nu zij hiervoor inmiddels disciplinair is gestraft en haar
gezondheidstoestand door het uitzitten van die straf achteruit is gegaan. De reclassering ondersteunt een eventuele strafonderbreking en is bereid toe te zien op naleving van de aan een strafonderbreking te verbinden voorwaarden.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft schriftelijk verzocht om strafonderbreking om bij haar ernstig zieke broer in Zweden op bezoek te kunnen gaan. Bewijsstukken met betrekking tot de bloedverwantschap tussen klaagster en de betreffende persoon zijn niet overgelegd. Wel
kan
worden vastgesteld dat die persoon ernstig ziek is. Omdat geen aantoonbare verwantschap is vastgesteld kunnen worden is het verzoek om strafonderbreking afgewezen. Daarbij wordt nog opgemerkt dat slechts in bijzondere omstandigheden toestemming kan
worden gegeven voor een verblijf in het buitenland. Daarbij moet het dan gaan om bezoeken aan personen met een bloedverwantschap in de eerste graad, te weten de levenspartner, kinderen of ouder van de gedetineerde. Omdat het verzoek met name is gericht
op het bezoek aan [...] in Zweden, heeft de selectiefunctionaris de door klaagsters raadsman overgelegde documenten met betrekking tot klaagsters eigen gezondheidstoestand en de psychische lijdensdruk slechts voor kennisgeving aangenomen. Voor zover
wordt aangevoerd dat de reclassering eventueel toezicht zou kunnen houden bij een eventuele strafonderbreking, geldt dat dit soort toezicht buiten de landsgrenzen niet mogelijk is. Ten slotte merkt de selectiefunctionaris nog op dat het advies van de
directeur van de locatie Zwolle als negatief moet worden beoordeeld.
Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek, wegens – kortweg – gekwalificeerde diefstallen en opzetheling. Aansluitend dient zij nog twee gevangenisstraffen van in totaal negen weken te ondergaan.
Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op zich is aannemelijk dat de persoon die klaagster in Zweden wenst te bezoeken
ernstig
ziek is. Indien en voor zover aannemelijk zou zijn dat de te bezoeken persoon daadwerkelijk een broer is van klaagster, geeft het bepaalde in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) in dit geval geen ruimte voor het
verlenen van verlof of strafonderbreking voor het brengen van een bezoek. Slechts in bijzondere omstandigheden kan worden toegestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend, in het buitenland verblijft. Te denken valt aan gevallen
waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde overleden is. De vraag die verder beantwoord moet worden is of er sprake is van omstandigheden als genoemd in artikel 4 van de Regeling, welke omstandigheden moeten leiden tot een
weigering van verlof. Uit de informatie bij het inrichtingsadvies komt naar voren dat de kans dat klaagster de strafonderbreking zal gebruiken om zich te onttrekken aan detentie zeer groot wordt geacht. Daarnaast heeft klaagster – aldus het
inrichtingsadvies – positief gescoord op het gebruik van harddrugs bij gelegenheid van een urinecontrole op 24 juli 2008. Deze beide omstandigheden vormen een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen naast hetgeen hiervoor is opgemerkt
een afwijzing van klaagsters aanvraag om strafonderbreking. Gelet daarop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op artikel 5 van de Regeling en de weigeringsgronden zoals bedoeld in
artikel 4, onder a en c, van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen door en namens klaagster naar voren is gebracht omtrent haar eigen gezondheidstoestand en de psychische toestand van haar kinderen maakt dit oordeel niet anders.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema , voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 augustus 2008.
secretaris voorzitter