Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46988/GA, 1 mei 2025, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/46988/GA

Betreft [klager]

Datum 1 mei 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 17 december 2024 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 28 februari 2025 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (R‑2024-578). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het niet vernietigen van de beslissing en/of niet aan de directeur opdragen om een nieuwe beslissing te nemen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aangezien door de beklagcommissie tot een gegrondverklaring van de klacht is gekomen en de uitspraak niet anders kan worden gelezen dan dat de beklagcommissie de bestreden beslissing (in ieder geval gedeeltelijk) als onredelijk en onbillijk heeft beoordeeld, is voor klager onbegrijpelijk dat door de beklagcommissie niet is besloten om de bestreden beslissing te vernietigen.

In artikel 68, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt immers aangegeven dat in gevallen waarbij tot een gegrondverklaring van de klacht wordt gekomen, de bestreden beslissing door de beklagcommissie wordt vernietigd. Klager verwijst naar Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 93.

Door de beslissing niet te vernietigen heeft de uitspraak geen gevolgen voor klager. Zo wordt klager nog steeds onderworpen aan toezichtsmaatregelen die door de beklagcommissie zijn beoordeeld als niet toereikend gemotiveerd (in termen van noodzaak voor het opleggen van deze maatregelen).

Het betoog van de beklagcommissie dat zij het wegvallen van de toezichtsmaatregelen niet voor haar rekening kan nemen, gaat volgens klager niet op. De directeur kan na de (gedeeltelijke) vernietiging van de bestreden beslissing namelijk opnieuw – en met inachtneming van de uitspraak van de beklagcommissie – beslissen om (bepaalde) maatregelen op te leggen. Op grond van artikel 68, derde lid, onder a, van de Pbw kan de beklagcommissie de directeur daartoe zelf de opdracht geven.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De toezichtsmaatregelen zijn, naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie, herzien en de formulering ervan wordt aangepast. Los van het feit of de beklagcommissie aan de directie de opdracht geeft om een nieuwe beslissing te nemen, wordt er preventief een nieuwe beslissing gemaakt. Klager en zijn raadsman zijn hierover geïnformeerd.

Tevens is de financiële tegemoetkoming reeds aan klager overgemaakt.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie merkt op dat onder het kopje ‘BEOORDELING’ van de uitspraak van de beklagcommissie de beklagkenmerken kennelijk zijn verwisseld. Daar waar R-2024-578 staat leest de beroepscommissie R-2024-556 en daar waar R-2024-556 staat leest de beroepscommissie R‑2024‑578.

Uit artikel 68, tweede lid, van de Pbw volgt – kort gezegd – dat het beklag gegrond wordt verklaard én de bestreden beslissing wordt vernietigd, als de beslissing (a) in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel (b) onredelijk of onbillijk is. Een gegrondverklaring van het beklag leidt er aldus toe dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 93).

De beklagcommissie heeft in dit geval het beklag gegrond verklaard, aangezien (onderdelen van) de toezichtsmaatregelen onvoldoende zijn gemotiveerd. De beroepscommissie kan de beklagcommissie (in de e-mail aan klagers raadsman) niet volgen in haar overweging dat zij het vervallen van de maatregelen niet voor haar rekening kan nemen. De beklagcommissie heeft namelijk de mogelijkheid om de directeur op te dragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak (artikel 68, derde lid, onder a, van de Pbw). Daarnaast kan de beklagcommissie op grond van artikel 68, vijfde lid, van de Pbw, bepalen dat de uitspraak buiten werking blijft totdat deze onherroepelijk is geworden. De wet kent niet de mogelijkheid tot gegrondverklaring vanwege een motiveringsgebrek. Gezien de systematiek van artikel 68 van de Pbw had het in dit geval op de weg van de beklagcommissie gelegen vanwege de gegrondverklaring de beslissing van de directeur (geheel of gedeeltelijk) te vernietigen. Nu de rechtsgevolgen op dat moment nog ongedaan konden worden gemaakt, kon aan de directeur daarnaast dus de opdracht tot het nemen van een nieuwe beslissing worden gegeven. Dit heeft de beklagcommissie niet gedaan. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend. Gelet op het beginsel van reformatio in peius blijft deze toegekende tegemoetkoming in stand, nu alleen klager beroep heeft ingesteld.   

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie (voor zover in beroep aan de orde) vernietigen. De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen. De beroepscommissie zal – in het geval dat de directeur nog geen nieuwe beslissing heeft genomen – de directeur opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beklagcommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van de uitspraak van de beroepscommissie.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt – in het geval dat de directeur nog geen nieuwe beslissing heeft genomen – de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beklagcommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van de uitspraak van de beroepscommissie.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven