Nummer 24/44360/GB
Betreft [klager]
Datum 28 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 2 september 2024 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Roermond.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 25 oktober 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Nieuwegein. Op 3 september 2024 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Roermond, vanwege de orde, rust en veiligheid in de PI Nieuwegein.
Beslissing tot uitplaatsing PI Nieuwegein
De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager in de inrichting ongewenst, dan wel ontoelaatbaar gedrag heeft laten zien. Hij heeft meerdere positieve urinecontroles gehad, laat opstandig gedrag zien en laat zien dat hij niet goed kan omgaan met spanningen en frustraties. Hij zou zich verbaal agressief hebben uitgelaten tegen het personeel en hen hebben uitgescholden en bedreigd. Hij zou ook inventaris op zijn cel hebben vernield en er is hasj aangetroffen op de meerpersoonscel waar klager verbleef. In het selectieadvies heeft de directeur vervolgens verzocht klager over te plaatsen in het kader van de orde, rust en veiligheid in de inrichting.
De beroepscommissie ziet geen reden om te twijfelen aan de informatie van de inrichting. Hoewel klager stelt dat hij klachten heeft ingediend, geldt dat – voor zover de beroepscommissie bekend – de beklagcommissie nog geen uitspraak heeft gedaan over deze klachten. Er zijn door klager wel schorsingsverzoeken ingediend maar deze verzoeken zijn afgewezen. Om die reden mocht verweerder, naar het oordeel van de beroepscommissie, uitgaan van de gang van zaken zoals de inrichting die heeft omschreven. Het komt de beroepscommissie dan ook niet onredelijk voor dat verweerder heeft beslist klager over te plaatsen. Een terugplaatsing naar de PI Nieuwegein ligt, gelet op het voorgaande, dan ook niet in de rede. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen. Overigens merkt de beroepscommissie nog op dat geen sprake is van dubbele bestraffing. De overplaatsing kan namelijk niet als straf worden aangemerkt. De omstandigheid dat klager dit mogelijk wel zo heeft ervaren, betekent nog niet dat het als zodanig heeft te gelden.
Selectiekeuze nieuwe inrichting
De tweede vraag die ter beantwoording aan de beroepscommissie voorligt, is of verweerder in redelijkheid en billijkheid heeft kunnen beslissen om klager – qua locatie – over te plaatsen naar de locatie Roermond. Daartoe overweegt zij als volgt.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.
Klagers vestigingsadres ligt in het arrondissement Oost-Brabant. De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager naar de PI Vught wil worden overgeplaatst. De locatie Roermond ligt in een aanpalend arrondissement, terwijl de inrichting van klagers voorkeur wel in het arrondissement Oost-Brabant ligt. De bestreden beslissing is dus niet conform de Regeling.
Klager is echter overgeplaatst vanwege het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting en een dergelijke overplaatsing moet snel gebeuren. In dit geval is de beroepscommissie ook van oordeel dat het enkele feit dat is afgeweken van het arrondissement van vestiging onvoldoende is om te oordelen dat klager naar de PI Vught zou/had moeten worden overgeplaatst.
Daarvoor is – naast de aanleiding voor klagers overplaatsing – van belang dat uit de rapportage van de mentor in de locatie Roermond volgt dat klager heeft aangegeven dat hij een strafoverplaatsing zal proberen af te dwingen, waarbij hij twee mogelijke opties noemt om dat te kunnen bewerkstelligen. Ook laat klagers gedrag in de locatie Roermond te wensen over. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat dit maakt dat het in dit geval niet in de rede ligt dat klager wordt overgeplaatst naar zijn inrichting van voorkeur. Overigens blijkt uit de stukken ook dat klager in de locatie Roermond niet verstoken is van bezoek en geldt dat de bezoekproblemen alleen zijn toegelicht door het benoemen van de reisafstand voor het bezoek. Daarmee is het echter nog niet duidelijk geworden waarom het voor klagers bezoek op dit moment (concreet) te lastig is om hem te bezoeken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. W.J.M. Fleskens en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter