Nummer 24/44161/GM
Betreft klager
Datum 9 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de medische dienst zijn ziekte van Dupuytren niet serieus heeft genomen en dat hij niet de juiste medische zorg heeft ontvangen. Klager had geopereerd moeten worden.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, [...], inrichtingsarts, en [...], hoofd zorg, gehoord op de digitale zitting van 1 april 2025.
Klager bevindt zich inmiddels in vrijheid. De beroepscommissie heeft aangegeven dat hij eveneens digitaal aan de zitting kan deelnemen, door fysiek bij zijn raadsman aanwezig te zijn. Van die mogelijkheid heeft klager geen gebruik gemaakt.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is in mei 2024 bij de medische dienst geweest omdat hij veel last had van (pijn)klachten als gevolg van de ziekte van Dupuytren. De inrichtingsarts heeft hierna echter niets ondernomen. Er is geen specialist ingeschakeld. Klager is in het verleden bij een specialist geweest die beoordeeld heeft dat hij geopereerd moet worden. In oktober 2024 heeft de medisch adviseur geadviseerd om een specialist te raadplegen om te bezien welke behandeling nodig is en binnen welke termijn die behandeling nodig is. Het is kennelijk niet gelukt om tijdens klagers verblijf in de PI Arnhem contact te leggen met een specialist. Klager heeft maandenlang veel pijn- en angstklachten gehad. Hij had allang geopereerd moeten worden. De inrichtingsarts heeft onzorgvuldig gehandeld. Klager verblijft inmiddels niet meer in detentie en hij zal op 15 april 2025 worden geopereerd. Er moet nog worden bezien of sprake is van blijvend letsel.
Standpunt van de inrichtingsarts
Tijdens klagers detentie in 2019 zijn er contracturen van Dupuytren bij hem geconstateerd. Er werd op dat moment geen reden voor een operatie tijdens detentie gezien. Klager heeft vervolgens ruim drie jaar in Duitsland in detentie verbleven. In januari 2024 is hij in Nederland gedetineerd en in maart 2024 is hij in de PI Arnhem geplaatst. Bij binnenkomst in de PI heeft klager aangegeven dat hij een beperking heeft aan zijn rechterhand en dat hij deze soms niet goed kan bewegen. In april 2024 is klager bij de inrichtingsarts geweest vanwege klachten aan zijn handen. Tijdens dit consult is de ziekte van Dupuytren ter sprake gekomen. De inrichtingsarts heeft klagers handen toen opnieuw beoordeeld en daarbij geconstateerd dat sprake was van een verkorting van de pees in de rechter handpalm. Hierdoor kan klager zijn hand niet vlak op tafel leggen. Er is langzaam enige progressie zichtbaar van het ziektebeeld dat al sinds 2019 bestaat. Bekend was dat klager tot november 2024 in detentie zou verblijven. De inrichtingsarts heeft op dat moment de inschatting gemaakt dat de situatie niet dusdanig was dat klager moest worden doorverwezen naar een specialist en dat een eventuele operatie uitstelbaar is tot na detentie. Er spelen bij klager veel angstklachten. Hier is door de inrichtingsarts en de medische dienst uitgebreid aandacht aan besteed. De inrichtingsarts heeft meerdere keren met klager over de ziekte van Dupuytren gesproken. Klager is uitgelegd dat het een progressieve ziekte betreft en dat een operatie helpend kan zijn, maar dat vaak de klachten na verloop van tijd weer terugkomen. De inrichtingsarts heeft het advies van de medisch adviseur om contact te leggen met een specialist opgevolgd en contact gezocht met de poli plastische chirurgie van het ziekenhuis in Arnhem. Twee à drie weken na klagers ontslag ontving de inrichtingsarts het bericht van de poli dat de specialist klager wilde zien om zijn situatie te kunnen beoordelen.
3. De beoordeling
De inrichtingsarts heeft uitgebreid het medisch beleid ten aanzien van klagers ziekte van Dupuytren toegelicht. De inrichtingsarts heeft klager lichamelijk onderzocht en geconstateerd dat er op dat moment geen medische urgentie was om hem door te verwijzen naar het ziekenhuis voor een operatie aan zijn hand(en). Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts zich in de gegeven omstandigheden op het standpunt kunnen stellen dat een operatie van klagers hand(en) uitstelbare zorg betreft. Het door de inrichtingsarts gevolgde beleid acht de beroepscommissie zorgvuldig. Verder merkt de beroepscommissie op dat de inrichtingsarts voldoende aandacht heeft gehad voor klagers klachten en deze serieus heeft genomen. De beroepscommissie komt dan ook tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 9 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. G.C. Bos, voorzitter, drs. N.C.J.A.M. Kochx en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
secretaris voorzitter