Nummer 24/43682/TA
Betreft [klager]
Datum 22 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de interne overplaatsing naar een reguliere afdeling;
b. de voorgenomen overplaatsing naar een andere instelling;
c. het openen van geprivilegieerde post;
d. de schending van het recht op de vrijheid van meningsuiting.
De beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 25 september 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in de klachten onder a. en b. en de klachten onder c. en d. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. T.D.D. Loeffen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en (telefonisch) […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 28 maart 2025 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Klager heeft voorafgaand aan de zitting van de beklagcommissie gesproken met de maandcommissaris. De maandcommissaris zou navraag doen, maar heeft geen terugkoppeling aan klager gegeven. De maandcommissaris heeft deel uitgemaakt van de beklagcommissie ondanks het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van het Procesreglement Commissies van Toezicht. De uitspraak dient daarom vernietigd te worden. Klager heeft geen bezwaar tegen een inhoudelijke beoordeling van de klachten door de beroepscommissie.
Klager heeft, mede namens medeverpleegden, een brief geschreven gericht aan de voormalige minister voor Rechtsbescherming over het functioneren van het hoofd behandeling. Hij ondervindt daarvan nog steeds de negatieve gevolgen. Er is sprake van een schending van klagers vrijheid van meningsuiting en artikel 70.4 van de European Prison Rules. Klager is naar aanleiding van de gevonden brief geplaatst in een prikkelarme kamer (PAK) en hem is kenbaar gemaakt dat er een overplaatsingsverzoek naar een andere instelling zal worden gedaan. Door de instelling wordt gesteld dat klager handtekeningen van medeverpleegden aan het verzamelen was. De brief was dus nog niet verzonden. De instelling hoort zich niet met de inhoud van een brief bezig te houden. Klagers resocialisatie was al opgestart. De reactie van de instelling heeft verstrekkende gevolgen voor hem gehad. Klager ontkent dat hij voor een onveilige situatie heeft gezorgd, hij heeft ook niet eerder een maatregel opgelegd gekregen.
Klager verzoekt zijn beroep gegrond te verklaren, aan hem een tegemoetkoming toe te kennen en een vergoeding toe te kennen voor de door hem gemaakte (proces)kosten.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Namens het hoofd van de instelling is verwezen naar dat wat eerder in de beklagprocedure aan de orde is geweest. Ter aanvulling is ter zitting het volgende aangevoerd. Op 31 januari 2024 is een brief van de hand van klager bij een medeverpleegde aangetroffen. Klager is na de vondst van de brief daarover bevraagd. De brief zat niet in een envelop en was gericht aan ‘Geachte heer/mevrouw’. De brief was daarom niet aan te merken als geprivilegieerde post. Destijds was klager onvoldoende transparant en in samenwerking, had hij een te lage spiegel van zijn antipsychoticum en was er sprake van een verstoorde relatie met het hoofd behandeling. Het feit dat klager handtekeningen aan het verzamelen was om aan de brief te hechten, werd als opruiing gezien. Dit leidde ook tot een verstoring van de behandeling van de medeverpleegden. Toen is ervoor gekozen om klager intern over te plaatsen naar een reguliere afdeling en in een PAK, die gebruikt werd als reguliere kamer. Er was geen sprake van een vrijheidsbeperkende maatregel. Voorts is met klager gesproken over een mogelijke overplaatsing naar een andere instelling. Klager is niet beperkt in zijn vrijheid van meningsuiting. Ook is er geen sprake van een schending van artikel 36 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) nu de brief niet zichtbaar kon worden aangemerkt als geprivilegieerde post. Verder kan tegen een interne overplaatsing en het voornemen tot overplaatsing naar een andere instelling geen beklag worden ingesteld. Tot slot wordt opgemerkt dat het Procesreglement Commissies van Toezicht een handreiking betreft dat naar eigen inzicht aangepast kan worden.
3. De beoordeling
Artikel 59, eerste lid, van de Bvt bepaalt dat een lid van de commissie van toezicht niet deelneemt aan de behandeling van het klaagschrift, indien hij heeft bemiddeld ter zake van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft. Vaststaat dat een lid van de beklagcommissie als maandcommissaris betrokken was bij de bemiddeling van klagers onderhavige klachten en dat klager daar bezwaar tegen heeft. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen. Nu partijen daartegen geen bezwaar hebben, zal de beroepscommissie de klachten als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.
Beklag onder a. (interne overplaatsing)
Op grond van artikel 56, eerste lid, van de Bvt is enkel de plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg beklagwaardig. Klagers interne overplaatsing naar een reguliere afdeling en in een PAK, die als reguliere kamer werd gebruikt, valt daar niet onder. De beroepscommissie zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag
onder a.
Beklag onder b. (voornemen tot overplaatsing naar andere instelling)
Tegen een voornemen tot het indienen van een verzoek tot overplaatsing naar een andere instelling staat geen beklag open. De beroepscommissie zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag onder b.
Beklag onder c. (vermeende schending geprivilegieerde post)
Ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Bvt is het hoofd van de instelling bevoegd enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor verpleegden op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Artikel 36, eerste lid sub c, van de Bvt bepaalt dat dit niet van toepassing is op brieven door de verpleegde gericht aan of afkomstig van de Minister.
Uit de stukken en wat ter zitting is besproken volgt dat de door klager opgestelde brief is gevonden op de kamer van een medeverpleegde en niet zichtbaar was gericht aan de Minister. De instelling heeft er dan ook in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat de brief geen geprivilegieerde post betrof. Van een schending van artikel 36 van de Bvt is dan ook geen sprake. De beroepscommissie acht het beklag onder c. ongegrond.
Beklag onder d. (vermeende schending van het recht op de vrijheid van meningsuiting)
Klager stelt dat zijn recht op vrijheid van meningsuiting is geschonden, omdat hij is overgeplaatst naar een reguliere afdeling vanwege een brief die hij aan de Minister wilde sturen. Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken heeft de beroepscommissie niet kunnen vaststellen dat klager is beperkt in zijn recht op de vrijheid van meningsuiting. De beroepscommissie zal het beklag onder d. dan ook ongegrond verklaren.
Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman om de proceskosten te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Bvt een dergelijke mogelijkheid niet kent.
4. De uitspraak
De beroepscommissie:
- vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten onder a. en b.;
- verklaart de klachten onder c. en d. ongegrond.
Deze uitspraak is op 22 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, dr. T. Jambroes en F.W. Post, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter