Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44909/JA, 23 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44909/JA

Betreft [klager]

Datum 23 april 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van twee dagen, omdat herstel nodig was na het incident op 25 januari 2024, ingaande op 29 januari 2024 om 11:00 uur en eindigend op 30 januari 2024 om 17:00 uur.

De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse heeft op 22 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (Hb-2024-69). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. K.R. Koopman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, […], afdelingshoofd bij de RJJI De Hartelborgt, en […], juridisch medewerker bij de RJJI De Hartelborgt, gehoord op de zitting van 13 maart 2025 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Drs. P.Th.H. Richelle, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft na afloop van een disciplinaire straf en/of ordemaatregel, die volgens hem liep tot 29 januari 2024 om 11:00 uur, nog twee uur zonder onderliggende straf of maatregel in zijn kamer moeten verblijven. Hij is die dag pas om 13:00 uur gehoord, waarna er alsnog een ordemaatregel is opgelegd van 29 januari 2024 om 11:00 uur tot en met 30 januari 2024 om 17:00 uur. Een jeugdige moet worden gehoord voordat wordt beslist. Dat geldt ook bij een verlenging.

Dat er eerst sprake moet zijn van herstel staat niet in de wet en maakt het niet noodzakelijk dat het horen niet tijdig kon plaatsvinden. Er is niet gesteld of gebleken dat klager niet tijdig kon worden gehoord. Het herstelgesprek heeft pas een dag later plaatsgevonden toen het personeel dat aanwezig was toen het voorval plaatsvond op basis waarvan de disciplinaire straf en/of ordemaatregel aanvankelijk was genomen, weer aan het werk was.

Standpunt van de directeur

Er is op 25 januari 2024 een incident geweest met twee personeelsleden waarvoor aan klager op 26 januari 2024 een disciplinaire straf is opgelegd. Na afloop van de disciplinaire straf was oplegging van een ordemaatregel noodzakelijk, omdat er eerst een herstelgesprek moest plaatsvinden alvorens klager weer kon meedraaien op de groep. De medewerkers wilden niet meteen in herstel, omdat ze tijd nodig hadden voor de verwerking. Klager is uiteindelijk op 30 januari 2024 uitgesloten en daarna heeft een herstelgesprek plaatsgevonden. Daar is een rapportage van gemaakt.

Na het horen mag een jongere, als dat voor de veiligheid nodig is, achter de deur verblijven totdat een ordemaatregel wordt opgelegd.

 

3. De beoordeling

De beklagrechter heeft ook geoordeeld over de disciplinaire staf van 26 januari 2024, terwijl het beklag alleen ziet op de ordemaatregel van 29 januari 2024. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen voor zover deze ziet op de disciplinaire straf.

Op 26 januari 2024 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd, geldend tot en met 28 januari 2024 om 11:00 uur. In de betreffende beslissing is aangekondigd dat klager aansluitend een ordemaatregel zal krijgen. Op de beroepszitting is gebleken dat er op 28 januari 2024 geen ordemaatregel is opgelegd, waardoor er dus geen juridische grondslag bestond voor de kamerplaatsing van 28 januari om 11:00 uur tot 29 januari 2024 om 11:00 uur. Dit valt echter buiten de reikwijdte van het beklag, omdat het beklag alleen ziet op het ‘gat’ op 29 januari 2024 van 11:00 uur tot 13:00 uur.

Op 29 januari 2024 is een ordemaatregel opgelegd, met ingang vanaf 11:00 uur. Klager is echter pas om 13:00 uur gehoord. Daarmee is klager te laat gehoord en dat levert een schending op van artikel 61, eerste lid, onder d, van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj).

Anders dan de directeur aanvoert, was er op dat moment geen sprake van een situatie van een bewaardersarrest waarbij een jeugdige vijftien uur op zijn kamer mag worden geplaatst voordat hij wordt gehoord (artikel 24, derde lid, van de Bjj).

Gelet op het voorgaande is er sprake van een vormverzuim en zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter (ook voor zover deze ziet op de ordemaatregel) vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

De beroepscommissie is namelijk van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager een ordemaatregel op te leggen in redelijkheid kon worden genomen. Klager is twee dagen uitgesloten van activiteiten, omdat er nog geen herstelgesprek was geweest na een ernstig incident op 25 januari 2024. In de disciplinaire straf van 26 januari 2024 was al aangegeven dat klager na de straf ook een ordemaatregel zou krijgen. De beroepscommissie vindt het niet onredelijk om klager nog twee dagen langer op zijn kamer te laten verblijven, vanwege de ernst van het incident.
 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 23 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda- van Velzen, leden, bijgestaan door A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven