Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44499/JA, 18 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44499/JA

Betreft [klager]

Datum 18 april 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet mogen bezoeken van de mediatheek gedurende een week.

De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda heeft op 4 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (HA-2023-244). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. N. van Wersch, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, mr. B.L.M. Dankelman (waarnemend voor klagers raadsman) en […], juridisch medewerker bij de RJJI Den Hey-Acker, gehoord op de zitting van 13 maart 2025 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Drs. P.Th.H. Richelle, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het recht onthouden om in de week van 26 tot en met 31 augustus 2024 de mediatheek te bezoeken. In die week was de mevrouw van de mediatheek op vakantie en zou de vrijetijdsvoorziening (VTV) het overnemen. Klager moest bij zijn groepsleiding vragen of hij via de VTV naar de mediatheek mocht. Hij heeft in die week meermaals bij zijn groepsleiding aangegeven gebruik te willen maken van de mediatheek. Hier is geen gehoor aan gegeven. Op vrijdag 20 augustus 2024 had klager ook al bij de vervangende begeleiding van de mediatheek, die op klagers afdeling was, aangegeven gebruik te willen maken van de mediatheek. Zij gaven hier akkoord op. Toch bleef het bezoek aan de mediatheek in die week uit.

Wellicht is er een fout gemaakt in de communicatie vanuit zijn begeleider naar de mediatheek. Klager zou moeten worden opgehaald van zijn kamer door het personeel om naar de mediatheek te kunnen, maar dat is niet gebeurd. Er is niet uitdrukkelijk beslist dat klager niet naar de mediatheek mocht, maar hij heeft er meerdere keren, dus niet eenmalig, nadrukkelijk om verzocht. Als het er dan bij in schiet om hem op te halen, moet dat leiden tot een gegrond beroep.

Er is sprake van strijd met (zo de beroepscommissie begrijpt) artikel 53, eerste lid, van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj).

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

Er is die week besloten dat de jongeren in de mediatheek niet op de computer mochten, omdat er oneigenlijk gebruik was geconstateerd. De jongeren mochten wel naar de mediatheek, maar alleen niet op de computer.

Mediatheekbezoek zit normaal in het dagprogramma, maar de mevrouw van de mediatheek was op vakantie. Daarom moest het die week op aanvraag. Klager heeft het gevraagd bij de groepsleiding, maar het is er bij in geschoten. Dit is geen beslissing, maar een feitelijke handeling.

 

3. De beoordeling

In artikel 53, eerste lid, van de Bjj staat dat de jeugdige het recht heeft op het kennis nemen van het nieuws, voor eigen rekening, en het wekelijks gebruik maken van een bibliotheekvoorziening. In artikel 5.4 van de Huisregels van de inrichting is bepaald dat de jeugdige eenmaal per week gebruik mag maken van een bibliotheek/mediatheek.

Ook al is er niet expliciet besloten dat klager niet naar de mediatheek mocht, is er wel sprake van een beslissing tot beperking van  het mediatheekbezoek in die zin dat dat alleen op aanvraag kon plaatsvinden en heeft klager  - doordat de  aanvraag die hij wel gedaan heeft en waarvan de uitvoering er bij het personeel bij in is geschoten - geen gebruik kunnen maken van zijn recht op een wekelijks bibliotheekbezoek. De beroepscommissie is van oordeel dat er daarom sprake is van een beslissing in de zin van artikel 65, eerste lid, onder n, in samenhang met artikel 53, eerste lid, van de Bjj. Klager kan dus ontvangen worden in zijn beklag.

Het is voldoende komen vast te staan dat klager meermaals heeft verzocht om naar de mediatheek te mogen, maar dat hij daartoe niet in de gelegenheid is gesteld in de week van 26 tot en met 31 augustus 2024. Dat is in strijd met artikel 53, eerste lid, van de Bjj. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

Deze uitspraak is op 18 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda- van Velzen, leden, bijgestaan door A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven