Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/45630/JA, 18 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/45630/JA

Betreft […]

Datum 18 april 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[…], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. het verblijf in een afzonderingscel met een kapot toilet tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-227);
  2. het verblijf in een vieze afzonderingscel tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-228);
  3. het verblijf in een afzonderingscel zonder zitelement tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-229);
  4. het niet krijgen van lectuur tijdens zijn verblijf in een afzonderingscel tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-230);
  5. het verblijf in een afzonderingscel zonder verwarming met bedieningskraan tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-231);
  6. het niet mogen dragen van zijn eigen kleding en schoeisel tijdens zijn verblijf in een afzonderingscel tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-232);
  7. het geboeid worden overgebracht naar een afzonderingscel tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024 (HA-2024-233);
  8. de inbeslagname van voorwerpen gevonden tijdens een celinspectie op 28 augustus 2024, zonder afschrift, en waarvan ook voorwerpen zijn weggegooid (HA‑2024-234);
  9. de inbeslagname van voorwerpen gevonden tijdens een celinspectie op 3 september 2024, zonder afschrift (HA-2024-235).

De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda heeft op 19 december 2024 beklag a, beklag b. en beklag c. gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50, en beklag d. tot en met beklag i. ongegrond verklaard.

In het dictum van de uitspraak van de beklagcommissie ontbreekt een beslissing terzake beklag i. Uit de beoordeling leidt de beroepscommissie af dat de beklagcommissie heeft bedoeld om beklag i. ongegrond te verklaren. De beroepscommissie beschouwt het (ontbreken van een) oordeel in het dictum dan ook als een kennelijke verschrijving.

De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, wat betreft beklag a. tot en met beklag c. tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager en […], juridisch medewerker bij de RJJI Den Hey‑Acker, gehoord op de zitting van 13 maart 2025 in de rechtbank Midden‑Nederland te Utrecht. Drs. P.Th.H. Richelle, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De klachten zijn niet behandeld binnen de termijn.

Kort gezegd komen de klachten van klager op het navolgende neer:

            Beklag a. kapot toilet, beklag b. vieze afzonderingscel, en beklag c. geen zitelement

Er is een compensatie toegekend van €7,50 in totaal. Er zijn veel fouten gemaakt waar klager last van heeft gehad. Dit zou dus per gegronde klacht kunnen worden gecompenseerd. Klager heeft 6,5 uur in de afzonderingscel gezeten. In het algemeen had de afzonderingscel veel gebreken en was erg vies. Bij een latere afzondering was dit verbeterd.

            Beklag d. lectuur

Er waren wel contactmomenten met de groepsleiding, maar klager werd behandeld als gestrafte. Hij wist niet van de mogelijkheden van lectuur. Het personeel had hem daarvan op de hoogte moeten brengen.

            Beklag e. verwarming

Klager wist niet dat de verwarming op afstand bediend kon worden. Het personeel had hem daarvan op de hoogte moeten brengen.

            Beklag f. kleding en schoeisel

Klager werd gevisiteerd. Hij droeg een badjas, onderbroek en slippers en die zijn gecontroleerd waar klager bij was. Klager kreeg alleen een scheurhemd. Zijn eigen kleding kon direct worden teruggegeven, maar dit is niet gedaan. Klager heeft de helft van de tijd in de afzonderingscel op blote voeten rondgelopen, op een vieze vloer, in alleen een scheurhemd. Na twee keer vragen kreeg hij zijn slippers en later ook zijn badjas.

            Beklag g. handboeien

Klager was rustig en werkte mee. Hij is niet gehoord. Er is gevraagd of hij meewerkte en dat antwoordde hij bevestigend, maar er is niet gevraagd wat hij ervan vond dat hij handboeien om moest. Bij een soortgelijke actie een week later is klager niet geboeid vervoerd, dus de orde en veiligheid was ook bij deze actie niet in het geding.

            Beklag h. inbeslaggenomen voorwerpen 28 augustus 2024

Bij terugkomst op klagers kamer waren er spullen verdwenen. Die waren niet apart gezet of als inbeslaggenomen gekenmerkt. Klager heeft dit aangegeven, maar hij is de spullen nog steeds kwijt. Het gaat om onder andere karton, behang en een onderdeel van een horloge.

            Beklag i. inbeslaggenomen voorwerpen 3 september 2024

Bij de zitting bleek dat klager deze klacht inmiddels had ingetrokken.

Standpunt van de directeur

Kort gezegd komt het standpunt van de directeur op het volgende neer:       

            Beklag e. verwarming

Er is geen bedieningskraan in de cel.

            Beklag f. kleding en schoeisel

Vóór de plaatsing in de afzonderingscel wordt de kleding gecontroleerd en daarna nog een keer. Het duurt wel een tijd voordat de kleding is goedgekeurd. Omdat het een algemene veiligheidsinspectie was, werd iedereen tegelijk in afzondering geplaatst. Dus het personeel was druk bezig. Als het langer duurt en ernaar gevraagd wordt kan een jeugdige zijn kleding terugkrijgen.

            Beklag g. handboeien

Omdat er meerdere mensen tegelijk door de inrichting werden vervoerd, waren de handboeien een veiligheidsmaatregel. Handboeien zijn geen geweldsmiddel, dus er hoeft geen beslissing op schrift te worden gesteld. De directeur weet niet of er is gepland wie er naar de afzonderingscel moest en wie naar de opvang ging tijdens de celinspectie.

            Beklag h. inbeslaggenomen voorwerpen 28 augustus 2024

De spullen zijn gevonden en inbeslaggenomen. Na de klacht zijn er gesprekken gevoerd over wat er wel en niet op zijn kamer mag liggen. Wat niet mag, is inbeslaggenomen. Magneten mogen bijvoorbeeld niet op de kamer. Jeugdigen kunnen creatief zijn met spullen, dus vanwege de veiligheid en hygiëne zijn er bepaalde spullen die niet zijn toegestaan.

Het afdelingshoofd heeft verteld wat er in beslag is genomen en wat ermee moest gebeuren. Er is geen schriftelijk verslag aan klager gegeven. In het systeem staat een ‘incident melding' waarin staat welke spullen in beslag zijn genomen. Daar staan een paar dingen in, maar karton niet. Dat kan als afval zijn beschouwd.

Wat er met de spullen is gebeurd, hangt af van wat voor spullen het zijn. De spullen die zijn ingenomen zijn niet meer teruggegeven. Er is geen toestemming gegeven voor het weggooien van de spullen. De directeur weet niet of de magneetjes voor hem zijn bewaard.

 

3. De beoordeling

Klager heeft in beroep aangevoerd dat de beklagrechter de klachten te laat heeft behandeld. Eventuele procedurefouten van de beklagrechter zijn voor de behandeling van het beroep niet relevant, omdat het beklag in beroep opnieuw wordt beoordeeld. Om die reden gaat de beroepscommissie hieraan voorbij.

Klager heeft een aantal klachten over zijn verblijf in een afzonderingscel. Het ging om een tijdelijke plaatsing in een afzonderingscel, omdat zijn kamer werd gecontroleerd. Hierop is de Regeling straf- en afzonderingscel justitiële jeugdinrichtingen (hierna: de Regeling straf- en afzonderingscel) naar het oordeel van de beroepscommissie van toepassing. Voor zover mogelijk worden de afzonderlijke klachten tezamen besproken.

Beklag a. kapot toilet, beklag b. vieze afzonderingscel, en beklag c. geen zitelement

De beroepscommissie kan zich niet vinden in de toegekende tegemoetkoming vanwege de door de beklagrechter vastgestelde schending van een aantal rechten. Klager heeft 6,5 uur in een afzonderingscel verbleven met een toilet dat niet doorspoelde. De afzonderingscel was zo vies dat zijn voeten zwart werden. In de cel was alleen een matras aanwezig, maar geen zitelement. Deze schendingen geven aanleiding om aan klager een hogere tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren en aan klager een hogere tegemoetkoming toekennen, namelijk €15,-.

Beklag d. lectuur

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter beklag d. terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat er geen sprake is van een schending van klagers recht op lectuur. Het personeel had hem daar niet op hoeven wijzen. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag e. verwarming

Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter beklag e. terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat er geen sprake is van een schending van klagers recht op een verwarming met bedienkraan. De verwarming kan op verzoek van klager worden bijgesteld door het personeel. Het personeel had klager daar niet op hoeven wijzen. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag f. kleding en schoeisel

            Artikel 21 van de Regeling straf- en afzonderingscel:

Bij plaatsing in een straf- of afzonderingscel wordt de jeugdige, indien het dragen van eigen kleding of schoeisel een gevaar oplevert voor de jeugdige zelf dan wel voor de orde of veiligheid in de inrichting, van inrichtingswege voorzien van kleding en schoeisel.

Het is voldoende aannemelijk geworden dat klager pas na vier uur zijn slippers terugkreeg en later ook zijn badjas. Al die tijd droeg hij alleen een scheurhemd. De beroepscommissie begrijpt dat het personeel klagers kleding moet controleren. Maar het is niet duidelijk geworden waarom het zo lang moest duren voordat hij zijn kleding terugkreeg. Klager heeft verklaard dat hij pas na twee keer vragen zijn kleding heeft teruggekregen. Klager droeg alleen een scheurhemd. De beroepscommissie vindt dat het hoge prioriteit had om hem zijn kleding terug te geven.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet deze beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag f. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

Beklag g. handboeien

            Artikel 40 van de Bjj:

  1. De directeur is bevoegd jegens een jeugdige geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
    1. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
    2. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;
    3. de voorkoming van het zich onttrekken door de jeugdige aan het op hem uitgeoefende toezicht;
    4. de uitvoering van een ingevolge het Wetboek van Strafvordering of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden door de officier van justitie of de rechter-commissaris genomen beslissing.
  2. Onze Minister is bevoegd jegens een jeugdige geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
    1. de uitvoering van een door hem genomen beslissing;
    2. de voorkoming van het zich onttrekken van de jeugdige aan het op hem uitgeoefende toezicht.
  3. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. Degene die geweld heeft gebruikt maakt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag en doet dit verslag onverwijld aan de directeur onderscheidenlijk de selectiefunctionaris toekomen.
  4. Onze Minister stelt nadere regels omtrent het gebruik van geweld en de aanwending van vrijheidsbeperkende middelen.

            Artikel 2 van de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen (hierna: de Regeling geweldsinstructie):

Een personeelslid of medewerker kan ten aanzien van een jeugdige, ten behoeve van het vervoer of interne overplaatsing, een broekstok of handboeien aanleggen.

            Artikel 3 van de Regeling toepassing mechanische middelen jeugdigen (hierna: de Regeling mechanische middelen):

  1. De toepassing van mechanische middelen beperkt de jeugdige niet verder in zijn vrijheid dan voor de afwending van een van de jeugdige uitgaand ernstig gevaar voor diens gezondheid of de veiligheid van anderen dan de jeugdige noodzakelijk is.
  2. Bij de keuze voor de toepassing van bepaalde mechanische middelen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de jeugdige wordt belemmerd in de zelfstandige uitoefening van de lichaamsfuncties eten, drinken, urineren, ontlasten en slapen.

Klager is naar de afzonderingscel gebracht met handboeien om. Handboeien zijn een vrijheidsbeperkend mechanisch middel (artikel 1, sub f, onder 2, van de Regeling geweldsinstructie in samenhang met artikel 1, sub b, onder 5 van de Regeling mechanische middelen). Daarom mogen handboeien alleen worden gebruikt als dit noodzakelijk is met het oog op een van de belangen uit artikel 40, eerste lid, van de Bjj en de toepassing mag niet verder gaan dan noodzakelijk is voor de afwending van een van de jeugdige uitgaand ernstig gevaar.

De directeur heeft toegelicht dat de reden voor het aanleggen van de handboeien was dat er meerdere jeugdigen tegelijk door de inrichting werden verplaatst. Volgens de directeur is het protocol om handboeien aan te leggen als een jeugdige intern verplaatst wordt van de groep naar een afzonderingscel.

De beroepscommissie is van oordeel dat het in korte tijd verplaatsen van meerdere jeugdigen tegelijk, niet de toepassing van handboeien rechtvaardigt. Het is niet gebleken dat het noodzakelijk was om klager te boeien ter afwending van een van hem uitgaand ernstig gevaar. Als er meerdere jeugdigen tegelijk worden vervoerd, moet per jeugdige worden gekeken of het noodzakelijk is om hem te boeien. Dat het verplaatsen in korte tijd moest gebeuren maakt dit niet anders. Dat het noodzakelijk was om juist klager te boeien is niet gebleken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag f. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

Beklag h. inbeslaggenomen voorwerpen 28 augustus 2024

            Artikel 39 van de Bjj:

  1. De directeur is bevoegd de kamer van een jeugdige op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken:
    1. indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de kamers van jeugdigen;
    2. indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
  2. Artikel 34, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
  3. De directeur is bevoegd de kamer van een jeugdige te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen waarop vermoedelijk celmateriaal van de jeugdige aanwezig is en deze voorwerpen in beslag te nemen, indien de officier van justitie hem op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden een opdracht tot het in beslag nemen van deze voorwerpen heeft gegeven.

            Artikel 34, vijfde lid, van de Bjj:

Indien bij een onderzoek aan het lichaam of de kleding voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn, en, voor zover het onderzoek betrekking heeft op de openingen of holten van het lichaam van de jeugdige, deze voorwerpen zonder het gebruik van hulpmiddelen daaruit kunnen worden verwijderd, is de directeur bevoegd deze in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de jeugdige op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van de jeugdige worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten.

Klager heeft in het klaagschrift een lijst opgesomd van voorwerpen die hij miste op zijn cel. De directeur heeft ter zitting gezegd dat alle voorwerpen die klager niet op zijn cel mocht hebben, in beslag zijn genomen. De beroepscommissie gaat er vanuit dat alle voorwerpen van klagers lijst in beslag zijn genomen. Volgens klager is een deel daarvan aan hem verstrekt door het personeel.

De directeur kan inbeslaggenomen voorwerpen bewaren (onder afgifte van een bewijs van ontvangst) of vernietigen (met toestemming van de jeugdige). De directeur heeft in beklag en beroep niet gemotiveerd waarom elk voorwerp in beslag is genomen en ook geen informatie verschaft over wat er met elk voorwerp is gebeurd. De directeur stelt dat er een ‘incident melding’ is opgemaakt, maar heeft deze niet overgelegd.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing tot inbeslagname van alle spullen onvoldoende gemotiveerd is. Ten aanzien van de voorwerpen die de directeur heeft bewaard is er een vormverzuim, omdat er geen bewijs van ontvangst aan klager is gegeven. De beslissing om bepaalde voorwerpen weg te gooien, is onredelijk en onbillijk, omdat er geen toestemming van klager was.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag h. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Gelet op de minimale waarde van de inbeslaggenomen spullen zal de beroepscommissie deze vaststellen op €2,50.

Beklag i. inbeslaggenomen voorwerpen 3 september 2024

Ter zitting heeft klager gezegd dat hij dit beklag tijdens de beklagzitting al had ingetrokken. Daarom heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep inzake beklag i. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a, beklag b. en beklag c. gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag d. en beklag e. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag f, beklag g. en beklag h. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart deze klachten alsnog gegrond.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake beklag i.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €35,-.

 

Deze uitspraak is op 18 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda- van Velzen, leden, bijgestaan door A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven