Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46058/JA, 18 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/46058/JA

Betreft [klager]

Datum 18 april 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager], geboren op […] (hierna: klager) heeft ertegen beklag ingesteld dat hij op 30 september 2024 om 18:00 uur werd ingesloten, waardoor het wettelijke minimum van 8,5 uur per dag en 77 uur per week niet is gehaald, terwijl hem daarvoor onvoldoende compensatie is gegeven.

De beklagrechter bij de RJJI Den Hey-Acker heeft op 16 januari 2025 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (HA-2024-263). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en […], juridisch medewerker bij de RJJI Den Hey‑Acker, gehoord op de zitting van 13 maart 2025 in de rechtbank Midden‑Nederland te Utrecht. Drs. P.Th.H. Richelle, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De klacht betreft het eenmalig insluiten om 18:00 uur op 30 september 2024. Omdat er in die tijd standaard twee dagdiensten per week werden gedraaid, haalde de inrichting de 77 uur aan gemeenschappelijke activiteiten niet. Hiervoor werden alle jeugdigen standaard gecompenseerd met €5,- per week. Vanwege het eenmalig eerder insluiten op 30 september 2024, waren er die week 70 uur aan gemeenschappelijke activiteiten. De 8,5 uur aan gemeenschappelijke activiteiten zijn die dag wel gehaald. Een incidentele extra insluiting is vervelend, maar de jeugdigen zijn voor het ongemak van de gewijzigde planning gecompenseerd met chips en frisdrank. Er waren ook (educatieve) themaboxen beschikbaar om mee te nemen naar de kamer.

De beroepscommissie heeft in eerdere rechtspraak het aantal uren dat een jeugdige daadwerkelijk minder dan het wettelijk bepaalde aantal in de groep heeft verbleven, niet bepalend geacht voor de hoogte van de tegemoetkoming (RSJ 2 juli 2003, 03/0683/JA en RSJ 13 juli 2004, 04/0749/JA). Klager ontvangt deze tegemoetkoming al. De overweging van de beklagrechter dat elk extra ‘gezakt’ uur zwaarder weegt, heeft geen wettelijke grondslag.

De directeur verwijst verder naar de brief van de (voormalig) Minister voor Rechtsbescherming van 2 februari 2023 (Kamerstukken II 2022/2023, 24 587, nr. 881) en de brief van de (voormalig) Minister voor Rechtsbescherming van 22 april 2024 (Kamerstukken II 2023/2024, 28 741 24 587, nr. 116) betreffende een alternatief dagprogramma. De directeur maakt zo min mogelijk gebruik van een alternatief programma. Omdat het inperken van het dagprogramma ongewenst is, worden elke week twee dagdiensten gedraaid zodat de inrichting net onder 77 uur komt en geen genoegen neemt met 62 uur plus een alternatief programma. Op 30 september 2024 was er echt sprake van een incidentele gebeurtenis.

Verzocht wordt de klacht alsnog ongegrond te verklaren. Voor zover de klacht ziet op het niet halen van 77 uur per week is klager al gecompenseerd met €5,- per week. Voor zover de klacht ziet op het op 30 september 2024 incidenteel eerder insluiten zijn de 8,5 uur per dag wel gehaald.

Standpunt van klager

In de beslissing dat er sinds januari 2024 een dagprogramma van 74 uur gold, staat duidelijk dat de rest van de week wel een normaal programma wordt gedraaid. De jeugdigen hebben wel vaker beperkingen door halve programma’s, veiligheidsmaatregelen en spitacties. Klager wordt erg in zijn uren beperkt, waardoor het personeel minder tijd heeft voor zijn behandeling. Klager maakt zich zorgen over de uren.

Klager heeft geen chips en cola gehad. Het afdelingshoofd zei eerst dat ze niets zouden krijgen. Klager was er waarschijnlijk niet toen dat werd uitgedeeld. Klager ziet chips en cola bovendien niet als compensatie, omdat hij graag gezond wil eten. De themaboxen waren op 30 september 2024 niet beschikbaar. Die zijn er pas sinds 2025.
 

3. De beoordeling

Omdat er twee dagdiensten werden gedraaid en de jeugdigen maar 74 uur in plaats van in de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen genoemde 77 uur per week aan gemeenschappelijke activiteiten hadden, kregen zij, en dus ook klager, elke week €5,- compensatie. Op 30 september 2024 is er een extra dagdienst gedraaid. Die dag had klager wel 8,5 uur aan gemeenschappelijke activiteiten, maar in die week had hij maar 70 in plaats van 74 uur aan gemeenschappelijke activiteiten. De directeur heeft chips en cola aan de jeugdigen aangeboden voor het ongemak, maar dat is volgens hem een gebaar naar de jeugdigen en geen extra compensatie voor de gemiste uren.

De beroepscommissie is met de directeur van oordeel dat een geldelijke compensatie in beginsel losstaat van het daadwerkelijke aantal uren aan gemeenschappelijke activiteiten die een jeugdige per week heeft gemist. In dit geval is er reeds sprake van een compensatie van €5,- voor het missen van gemeenschappelijke activiteiten. De beroepscommissie ziet daarom, anders dan de beklagrechter, geen aanleiding om aan klager daarnaast een extra tegemoetkoming toe te kennen vanwege de omstandigheid dat klager op 30 september 2024 in de avond eerder is ingesloten en daardoor in die week in totaal geen drie maar zeven uur aan gemeenschappelijke activiteiten heeft moeten missen.

De beroepscommissie overweegt ten overvloede dat het inperken van het dagprogramma op zichzelf ongewenst en zorgelijk is. Vanwege het pedagogische belang geldt dit zeker voor jeugdigen. Het toekennen van een geldelijke tegemoetkoming per gemist uur acht de beroepscommissie evenwel niet wenselijk.

 

4. De uitspraak

De  beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend.

 

Deze uitspraak is op 18 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda- van Velzen, leden, bijgestaan door A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven