Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/45039/JB, 18 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/45039/JB

Betreft [klager]

Datum 18 april 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing van de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught naar een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) of een reguliere afdeling van een PI.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 26 november 2024 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De incidenten die zich hebben voorgedaan zijn (deels) te wijten aan het feit dat klager de afgelopen tijd niet is behandeld voor zijn problematiek. Als klager niet wordt overgeplaatst komt daar geen verandering in, want op een BPG-afdeling wordt niet gewerkt aan resocialisatie of ontwikkeling.

Klager is behandelbereid. Hij heeft in de afgelopen jaren veel ontwikkeling doorgemaakt op veel verschillende gebieden. Hij heeft in 2024 een agressie-regulatietraining afgerond. Hij heeft op de BPG-afdeling dus één behandeling gehad en daaraan meegewerkt. Verder zijn er geen behandelingen aangeboden. Klager heeft twee maanden in het Pieter Baan Centrum (PBC) gezeten en daar had hij meer vrijheden. Daar kon hij goed mee omgaan en er hebben geen incidenten plaatsgevonden.

Een maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) kan alleen worden opgelegd en verlengd, als dat in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde (artikel 6:6:31, derde lid, in samenhang met artikel 77s, eerste lid, onder c, van het Wetboek voor Strafvordering). De rechtbank Rotterdam overwoog in de beslissing van 10 oktober 2024 tot verlenging van de PIJ-maatregel dat klager “zonder behandeling op de BPG-afdeling van de PI Vught verbleef”. Ook overwoog de rechtbank dat klager behandeld diende te worden. Terugplaatsing naar een JJI zou de geëigende weg zijn om hem de interventies te bieden die hij nodig heeft om het recidiverisico te verlagen. Volgens de rechtbank is de enige werkbare en mogelijke optie plaatsing op de Individuele Traject Afdeling (ITA) die per 1 oktober 2024 is geopend in de JJI Teylingereind te Sassenheim. De afwijzing van het overplaatsingsverzoek is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van klager.

De vrijheden die klager binnen het BPG-regime heeft worden in vergaande mate beperkt. Het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende behandeling of Bestraffing (hierna: CTP) heeft in 2023 kritiek geuit op het sobere programma en de ingrijpende beveiligingsmaatregelen op de BPG-afdeling. Het beveiligingsregime is volgens het CTP ‘excessively restrictive’ en voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het CTP spreekt van omstandigheden die lijken op eenzame opsluiting. Daarvan is bij klager sprake, omdat hij meer dan 22 uur per dag afgezonderd van anderen verblijft zonder betekenisvol contact (regel 44 van de Nelson Mandela Rules). Eenzame opsluiting is slecht voor de fysieke en geestelijke gezondheid.

Dit ervaart klager al meer dan vijftien maanden elke dag. De activiteiten die hem worden aangeboden zijn zeer beperkt: hij mag een uur per dag alleen in een kooi luchten, twee keer per week douchen, koken en recreëren, één keer per week in een hok sporten en drie keer per week tien minuten bellen. Hij mag geen arbeid, onderwijs, imambezoek of therapie. Hij mag één keer per week van één persoon bezoek ontvangen. Hij mag dus niet iedere week zijn moeder en vriendin zien, terwijl hij veel steun haalt uit hun aanwezigheid. Dit bezoek is achter glas, waardoor hij al die tijd geen fysiek contact heeft gehad.

Het verblijf van klager, als jeugdige met een PIJ-maatregel, op de BPG-afdeling van een PI is in strijd met artikel 3 en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het verblijf voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager verwijst naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 juli 2023, nr. 4242/07 (Rzakhanov tegen Azerbeidzjan) en EHRM 13 november 2018, nr. 70465/14 (A.T. tegen Estland (II)).

Standpunt van verweerder

Op grond van het Pro-Justitiarapport van 24 september 2024 kan worden vastgesteld dat bij klager ernstige hechtingsproblematiek aan de basis lijkt te liggen van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens met een secundaire scheefgroei van de persoonlijkheid en de ontwikkeling van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale borderline en mogelijk ook narcistische trekken, gecompliceerd door een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in alcoholgebruik. Er wordt ook gezien dat bij klager een gebrek is aan inzicht in het risico van gewelddadig gedrag en de noodzaak van behandeling, en dat er sprake is van gedragsmatige instabiliteit (gebrekkige impulscontrole, agressieregulatie-problematiek).

Klagers problematiek is gedurende de bijna zeven jaar durende PIJ-maatregel niet bewerkbaar gebleken. In meerdere JJI’s, op meerdere afdelingen zijn behandelpogingen gedaan. Daarbij zijn verschillende behandelings- en bejegeningsstijlen ingezet en er is individueel op maat ingestoken. Klager heeft nooit duurzame behandelingsbereidheid getoond. In de JJI’s was herhaaldelijk sprake van dreiging, intimidatie en verbale en fysieke agressie.

Op 24 maart 2023 heeft klager zich tijdens een begeleid verlof op gewelddadige manier onttrokken aan zijn PIJ-maatregel. Hij verbleef toen op de ITA van de JJI Lelystad. De verlofbegeleider heeft hierbij letsel opgelopen en klager is veroordeeld tot dertig dagen gevangenisstraf. Na het uitzitten van deze gevangenisstraf is klager op 2 juli 2023 op de ITA van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda geplaatst voor de hervatting van zijn PIJ-maatregel. Op 25 juli 2023 haalde hij fors uit naar een medewerker. Daarvoor is hij veroordeeld tot zeven dagen gevangenisstraf.

Zijn gedrag heeft ertoe geleid dat hij in de RJJI Den Hey-Acker op de ITA moest worden begeleid door drie mensen van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid (LBB). Het personeel en de groepsgenoten voelden zich niet veilig. Er kon geen uitvoering gegeven worden aan de PIJ-maatregel en er kon geen behandeling tot stand komen. Daarom is klager, in het kader van risicomanagement voor de beheersing van het gevaar, overgeplaatst naar de BPG‑afdeling. Verweerder verwijst naar de beslissing tot overplaatsing naar de BPG-afdeling van 9 oktober 2023 en de beslissing op het bezwaar van 28 november 2023. Daaruit komt naar voren hoe klager zich heeft opgesteld tijdens het traject en welke incidenten en interventies hebben geleid tot de conclusie dat het beveiligings- en bejegeningsklimaat binnen de JJI niet toereikend is voor klager.

Tijdens klagers verblijf op de BPG hebben er tot 20 juni 2024 geen incidenten plaatsgevonden en zijn er geen positieve urinecontroles geweest. Het personeel had de indruk dat klager actief bezig was met zijn agressieproblematiek. Hij heeft een intensieve agressie-regulatietraining gevolgd, maar dat heeft niet tot een positieve verandering geleid. Enkele weken voor zijn plaatsing in het PBC heeft klager een medegedetineerde mishandeld. Op 6 september 2024 is klager vanuit het PBC teruggeplaatst naar de BPG-afdeling en op 4 oktober 2024 heeft hij weer een medegedetineerde ernstig mishandeld.

Uit het Pro-Justitiarapport volgt dat het niet kunnen bewerken van klagers problematiek heeft geleid tot verharding en een onveranderd hoog recidiverisico. De deskundigen achten de kans op herhaling zeer hoog of zelfs onvermijdelijk, als de huidige kaders komen weg te vallen. Zonder een zeer strikt kader met intensieve begeleiding en ondersteuning kan klager niet stabiel blijven functioneren. De psychiater en psycholoog adviseren om de PIJ-maatregel om te zetten in een tbs-maatregel met dwangverpleging.

Gelet op het detentieverloop, de bevindingen van alle deskundigen en het gedrag van klager is er (nog steeds) sprake is van een uiterste noodsituatie waardoor de PIJ-maatregel ten uitvoer dient te worden gelegd in een PI, waarbij geldt dat klager (nog steeds) een ernstig beheersrisico vormt. Een overplaatsing naar een JJI, of een uitplaatsing van de BPG-afdeling kan daarom niet aan de orde zijn.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de BPG-afdeling van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar (de ITA van) een JJI of naar een reguliere afdeling van een PI, omdat hij naar zijn mening een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en gemotiveerd is om mee te werken aan behandeling.

Overplaatsing naar (de ITA van) een JJI

Voor een jeugddetentie of PIJ-maatregel geldt dat die alleen in een uiterste noodsituatie ten uitvoer kan worden gelegd in een PI (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 12). Bij een meerderjarige kan het “afhankelijk van de persoon van de betrokkene [wenselijk zijn] dat deze in een inrichting voor volwassenen wordt ondergaan” (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 13). Ook dan dient, alles overwegend, echter sprake te zijn van een uiterste noodsituatie (vergelijk bijvoorbeeld RSJ 11 juli 2023, 23/33415/GB).

Overplaatsing van de BPG-afdeling naar een reguliere afdeling van een PI

In een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een gemeenschapsregime te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen vormen. Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:

  • hun persoonlijkheid;
  • hun gedrag;
  • andere persoonlijke omstandigheden;
  • de aard van het door hen gepleegde delict; of
  • de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.

Beoordeling

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat het beveiligings- en bejegeningsklimaat binnen een JJI voor klager niet toereikend is. Uit de stukken komt naar voren dat er tijdens klagers verblijf in JJI’s continu sprake was van dreigend gedrag en dat met enige regelmaat zeer ernstige geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Ook op de ITA van de RJJI Den Hey-Acker was sprake van ernstige dreiging en agressie waardoor hij alleen op een lege afdeling moest verblijven en door drie leden van de LBB moest worden benaderd. Klager heeft zich op 24 maart 2023 tijdens een begeleid verlof op gewelddadige manier onttrokken aan zijn PIJ-maatregel. Hij is tijdens de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel twee keer voor mishandeling veroordeeld op grond van het volwassenenstrafrecht. Hij is inmiddels 26 jaar oud.

Op de BPG-afdeling is twee keer geprobeerd om het niveau van beheersmatigheid en beveiliging af te schalen. Bij beide pogingen om af te schalen heeft er binnen korte tijd een ernstig geweldsincident plaatsgevonden, waarna klager opnieuw is teruggeplaatst naar een individueel regime. De beroepscommissie begrijpt dat dit gaat om de vechtpartij op 20 juni 2024 en om de mishandeling van een medegedetineerde op 4 oktober 2024. In het individuele regime met duidelijke kaders en zonder behandeldruk doet klager het goed, maar het team van de BPG‑afdeling stelt dat er nog steeds sprake is van een extreem beheersrisico en maakt zich ernstige zorgen over het uitbreiden van klagers vrijheden en zijn functioneren in groepsverband.

Bij de verlenging van de PIJ-maatregel op 10 oktober 2024 overwoog de rechtbank dat klager op de BPG-afdeling niet behandeld wordt en dat binnen het PIJ-kader de enige werkbare en mogelijke optie is plaatsing op de ITA van de JJI Teylingereind. Behandeling daar zou volgens de rechtbank de enige mogelijkheid zijn om de PIJ nog voorwaardelijk te kunnen beëindigen. Maar de rechtbank erkent ook dat het bijna onmogelijk lijkt om klager behandeling te bieden. Als de behandeldruk toeneemt en er meer van hem wordt verwacht nemen de spanningen toe en is er een groot risico op agressie-incidenten en opnieuw een onwerkbare situatie binnen de JJI.

Een gedragswetenschapper en teamleider van de JJI Teylingereind hebben een bezoek gebracht aan klager op de BPG-afdeling. Zij schatten in dat klager voornamelijk extrinsiek gemotiveerd is voor behandeling. De gedragswetenschapper en teamleider hebben de indruk dat een eventuele overplaatsing naar de JJI Teylingereind met de nodige beheersrisico’s gepaard zal gaan. Klager zal eerst gestabiliseerd moeten worden, voordat een eventuele behandeling gestart kan worden. De verwachting is dat de resterende tijd van de PIJ-maatregel te kort is om iets te kunnen bereiken. Klager zou eerst individueel benaderd moeten worden en als hij samen met anderen geplaatst zou worden, ontstaan er beheersrisico’s. Volgens de directeur van de JJI Teylingereind zijn de mogelijkheden binnen de JJI uitgeput. Er is daarom negatief geadviseerd over een plaatsing van klager op de ITA.

Op het moment dat de huidige kaders komen weg te vallen, achten de rapporteurs van de Pro‑Justitiarapportage de kans op herhaling van een geweldsincident onverminderd zeer hoog of zelfs onvermijdelijk. Daarom hebben zij geadviseerd tot omzetting van de PIJ-maatregel in een tbs-maatregel.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat er sprake is van een uiterste noodsituatie én dat klager een ernstig beheersrisico vormt. De risico’s bij een plaatsing buiten een BPG-afdeling van een PI zijn te groot en dit maakt plaatsing op de BPG-afdeling noodzakelijk.

Regime op de BPG in strijd met artikel 3 EVRM?

Op grond van de Penitentiaire beginselenwet krijgen gedetineerden in elke inrichting met elk beveiligingsniveau alle rechtenactiviteiten. Dat klager hiertoe ruimere mogelijkheden wil krijgen, is begrijpelijk, maar vormt geen reden voor een overplaatsing.

De beroepscommissie is van oordeel dat een verblijf in het individuele regime van de BPG‑afdeling niet in strijd is met artikel 3 of artikel 5 van het EVRM. Overigens geldt het rapport van het CTP als aanbeveling, doch is juridisch gezien niet bindend. Daardoor mist het algemeen verbindende kracht.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 18 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, M. Bakker en B. Frederiks, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven