Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46063/GB, 22 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/46063/GB 

Betreft [klager]

Datum 22 april 2025

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 13 januari 2025 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R.P. van der Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 28 februari 2024 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens verkrachting en het voorhanden hebben van een balletjespistool. Daarnaast is aan hem een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 26 april 2025.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend.

Klager heeft de wens om tijdens zijn plaatsing in een BBA gedurende drie maanden te werken bij een bedrijf als specialist in meet- en inregeltechniek, zodat hij na zijn detentie weer als zelfstandige zonder personeel (ZZP) aan de slag kan en voor meerdere opdrachtgevers kan werken.

Verweerder heeft klagers verzoek om plaatsing in een BBA afgewezen, omdat de afdeling juridische zaken negatief heeft geadviseerd over het mogelijk maken van ZZP-constructies gedurende plaatsing in een BBA, omdat daarmee sprake zou kunnen zijn van een schijnconstructie (schijnzelfstandigheid).

In beroep verwijst verweerder naar het zogenoemde Deliveroo-arrest, waarin de Hoge Raad diverse gezichtspunten formuleert die relevant zijn bij de beoordeling of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst (HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443).

Namens klager wordt in beroep aangevoerd dat juist de afspraken die van tevoren zijn gemaakt in verband met klagers plaatsing in een BBA niet de schijn zullen wekken dat het gaat om een loondienstverband, maar om een BBA-traject, waarbij een gedetineerde de mogelijkheid krijgt om ervaring op te doen.

De beroepscommissie maakt uit het Beleidskader BBA van het Gevangeniswezen op dat de Dienst Justitiële Inrichtingen uitsluitend overeenkomsten aangaat met externe organisaties en niet met de gedetineerde. Het is daarom niet mogelijk om in de eigen zaak te werken. Wanneer een gedetineerde voor detentie als ZZP’er heeft gewerkt of een ambitie heeft om na detentie als ZZP’er te starten, dan kan dat vanuit de BBA wanneer hij een externe organisatie kan vinden waarbij hij de werkzaamheden, middels één van de bestaande overeenkomsten, kan uitvoeren. Dat laatste lijkt in klager situatie het geval te zijn, omdat er sprake is van een getekende overeenkomst met de externe organisatie door tussenkomst van de senior casemanager. Verweerder heeft hierover niets benoemd in de bestreden beslissing en/of in de reactie op het beroepschrift.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Omdat klager over vier dagen in vrijheid zal worden gesteld, zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. Omdat er sprake is van een motiveringsgebrek en niet met zekerheid gesteld kan worden dat klager in een BBA geplaatst had kunnen worden, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 22 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven