Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44510/GA, 16 april 2025, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44510/GA

Betreft [klager]

Datum 16 april 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 2 oktober 2024 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 4 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (G-2024-861). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.H.A. Horsch, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], juridisch medewerker bij de PI Sittard, gehoord op de zitting van 21 maart 2025 in de PI Vught. Mr. I.J.M.W. van der Sanden, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

De beroepscommissie heeft de juridisch medewerker bij de PI Sittard ter zitting gevraagd om stukken over de gemaakte celoproepen toe te sturen. Dat is op 25 maart 2025 gebeurd. De beroepscommissie heeft de stukken toegestuurd aan klager en zijn raadsman om daarop binnen de gegeven termijn schriftelijk te reageren. De raadsman heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Deze reactie heeft de beroepscommissie ter kennisgeving toegestuurd aan de directeur.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager herkent zich niet in het beeld dat van hem wordt geschetst. In de eerste zes weken na binnenkomst in de inrichting heeft klager regelmatig op de bel gedrukt om vragen te stellen, omdat hij niet wist hoe dingen werkten in de inrichting. In de tweede periode was daar geen sprake meer van. Klagers celgenoot heeft in die periode wel regelmatig gebruik gemaakt van de bel op cel. Klager hield zich aan de huisregels en volgde de instructies van het personeel op. Twee inrichtingsmedewerkers kunnen dit bevestigen en klager verzoekt dan ook om deze twee inrichtingsmedewerkers te horen als getuige of bij hen schriftelijke inlichtingen in te winnen over de periode voorafgaand aan de bestreden beslissing.

Aan klager is eerder een voorwaardelijke disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met televisie, opgelegd voor het overhandigen van een brief aan een bezoeker. Deze brief heeft klager overhandigd in het kader van de dreigende ontruiming van zijn woning, in verband waarmee nog het een en ander moest worden geregeld. Het overhandigen van de brief kan weliswaar als ongewenst gedrag worden meegewogen in de belangenafweging, maar is onvoldoende om te komen tot het oordeel dat het belang van klager om hem niet te promoveren naar het plusprogramma ondergeschikt moet zijn aan het belang van de inrichting om klager in het basisprogramma te houden, omdat het om een incident gaat.

 

Standpunt van de directeur

Klager heeft zich niet aan de huisregels gehouden. Er mogen geen spullen worden meegenomen naar het bezoek, desondanks heeft klager een brief aan zijn bezoeker overhandigd. Daarnaast heeft klager overmatig gebruik gemaakt van het celoproepensysteem. Dit systeem is uitsluitend bedoeld voor noodgevallen. Klager heeft zich ook in die zin niet aan de huisregels gehouden. Hij vroeg constant aandacht van het personeel. Dit gold ook voor de periode voorafgaand aan de besluitvorming in het multidisciplinair overleg (MDO) van 21 augustus 2024 en niet alleen voor de periode rondom klagers binnenkomst op 8 juli 2024. Klager is door het personeel meermaals (tevergeefs) op zijn gedrag aangesproken.

 

3. De beoordeling

Verzoek van klagers raadsman

Klagers raadsman heeft verzocht om twee inrichtingsmedewerkers te horen als getuige dan wel schriftelijke inlichtingen op te vragen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Het verdient de voorkeur dat de informatie die van belang is voor de beslissing, en vooral de belangenafweging van de directeur, zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komt in de beslissing zelf (dus op schrift wordt gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen echter ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure (vergelijk RSJ 1 mei 2023, 22/25615/GA en 22/25618/GA).

Uit het in beroep overgelegde overzicht van celoproepen leidt de beroepscommissie af dat klager in de eerste periode (vanaf zijn binnenkomst op 8 juli 2024 tot de eerste bespreking in het MDO op 21 augustus 2024), meer dan tachtig celoproepen heeft gedaan vanaf zijn eenpersoonscel. Daarnaast stelt de beroepscommissie op basis van het overzicht vast dat klager tussen 21 augustus 2024 en 2 oktober 2024 (dat is de beoordelingsperiode, namelijk de zes weken voorafgaand aan de beslissing) veertig celoproepen heeft gedaan vanaf zijn eenpersoonscel. Op 27 september 2024 is klager op een meerpersoonscel geplaatst en vanaf dat moment zijn er nog twaalf celoproepen – verdeeld over drie dagen – gedaan.

De beroepscommissie heeft begrip voor klagers stelling dat dit zijn eerste detentie was en hij in zijn binnenkomstperiode meerdere celoproepen heeft gedaan, omdat hij nog niet bekend was met het reilen en zeilen binnen de inrichting. Uit het overgelegde overzicht volgt echter dat klager ook vanaf 21 augustus 2024 (weliswaar minder dan in de voorgaande periode, maar toch nog) vele celoproepen heeft gedaan. Klager was er in de tussentijd door het personeel op gewezen dat het oproepensysteem (overeenkomstig de huisregels) is bedoeld voor absolute noodgevallen en dat misbruik van het oproepensysteem kan worden bestraft. Bovendien verbleef klager inmiddels meer dan zes weken in de inrichting.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur het veelvuldig doen van celoproepen dan ook als ongewenst gedrag kunnen beoordelen, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, namelijk: het zich niet houden aan de (huis)regels en het niet opvolgen van instructies van het personeel. Datzelfde geldt voor het – zonder toestemming – overhandigen van een brief aan zijn bezoek. Op de overige onderdelen heeft klager gewenst gedrag laten zien. De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie vervolgens een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging gemaakt en daarbij ook klagers gewenste gedrag meegenomen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 16 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven