Nummer 24/44008/GA
Betreft [klager]
Datum 16 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
-
het toepassen van het vier-ogenprincipe, terwijl hij op de a-grond in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) verblijft (VU 2023/997);
-
het in het kader van het vier-ogenprincipe aanwezig zijn van iemand van de medische dienst bij gesprekken met de psycholoog (VU 2023/1236).
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 25 september 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. K. Moors, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, mr. E.M.J.W. Jaspar, waarnemer van klagers raadsman, de juridisch medewerker en het afdelingshoofd van de PI Vught gehoord op de digitale zitting van 28 februari 2025.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er bestaat geen wettelijke basis voor het opnemen van het vier-ogenprincipe in een huisregel. Klager is in de EBI geplaatst vanwege ‘extreem vluchtgevaar en maatschappelijk risico’, oftewel de ‘a-grond’ zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid en onder a. van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. De Afdeling advisering van de RSJ heeft geadviseerd om het vier-ogenprincipe niet generiek toe te passen op alle gedetineerden die in de EBI verblijven. Het maakt dus verschil dat klager op de a-grond in de EBI is geplaatst. Omdat er sprake is van een individuele belangenafweging aangaande het plaatsen in de EBI en de daarbij behorende beperkende maatregelen, is sprake van een individuele beslissing, wat een beklagwaardige situatie oplevert. Dit maakt dat er niet gesproken kan worden van een huisregel en klager had daarom moeten worden ontvangen in zijn beklag.
Klager heeft eerder ruim twee jaar contact gehad met één imam en één psycholoog zonder enig incident. Daar moet rekening mee worden gehouden. Klagers vertrouwen in de inrichting is geschaad. Hij wilde in een één op één setting met de psycholoog spreken. Er had dus een individuele belangenafweging moeten worden gemaakt. Klager heeft zijn tijd in de EBI als erg zwaar ervaren.
De beklagrechter heeft de uitspraak niet deugdelijk gemotiveerd omdat er niet wordt ingegaan op gronden die de raadsvrouw in beklag heeft genoemd. Klager verzoekt om terugwijzing om op basis van de juiste informatie uitspraak te doen. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
In het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en/of ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, worden gedetineerden tijdens het verblijf in de EBI onderworpen aan extra veiligheidsmaatregelen en beperkingen. Het vier-ogenprincipe is er een van. Het vier-ogenprincipe is een noodzakelijke algemene regel die wordt gehanteerd in de EBI. Er wordt in dat kader geen onderscheid gemaakt tussen gedetineerden. Dat klager in de EBI werd geplaatst op de a-grond, staat hier dus los van. Tegenover één gedetineerde staan altijd twee medewerkers. Er moet sprake zijn van numeriek overwicht. Die regel is er om het personeel te beschermen, in fysiek én psychisch opzicht. De gedachte is dat een gedetineerde geen druk kan uitoefenen op het personeel, en dat zo dwang of bedreiging kan worden voorkomen. Het vier-ogenprincipe geldt daarom (inmiddels) ook wanneer gebruik wordt gemaakt van een scheidingswand bij bezoek aan de imam of de psycholoog.
Het klopt dat er nog geen wettelijke basis is voor het vier-ogenprincipe. Het advies van de Afdeling advisering van de RSJ waar klager op doelt, is gegeven in dat wetgevingstraject. Er is echter geen sprake van een huisregel die in strijd is met hogere wet- of regelgeving.
3. De beoordeling
Verzoek om terugwijzing
De beroepscommissie ziet geen reden voor terugwijzing. Het verzoek om terugwijzing naar de beklagrechter wordt daarom afgewezen. De beroepscommissie zal op het beroep beslissen.
De huisregel: het ‘vier-ogenprincipe’
In de huisregels van de PI Vught die gelden voor de EBI staat onder paragraaf 2.1 (onder meer) het volgende opgenomen:
“Het personeel van uw afdeling evenals de overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten, zijn in contacten met u altijd in een numeriek overwicht dan wel door een doorzichtige scheidingswand fysiek van u gescheiden.”
Klagers klachten zien op (de toepassing van) deze huisregel. Tegen een algemene regel staat geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval niet gebleken. Dat er (nog) geen wettelijke basis bestaat voor het vier-ogenprincipe, zoals dat in de EBI wordt toegepast, en/of dat de Afdeling advisering van de RSJ in het kader van dat wetgevingstraject een andere benadering heeft geadviseerd, zijn geen omstandigheden die maken dat er sprake is van een huisregel die in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Klager heeft ook niet naar voren gebracht met welke wet- of regelgeving de huisregel in strijd zou zijn.
De beroepscommissie merkt op dat uit het standpunt van de directeur in beroep kan worden begrepen dat (inmiddels) sprake is van het altijd toepassen van het vier-ogenprincipe, dus ook wanneer het contact met de gedetineerde plaatsvindt door middel van gebruik van een scheidingswand. Dat past bij de uitleg over het psychische aspect van het vier-ogenprincipe, maar het is niet volledig in lijn met de letterlijke bewoordingen van de huisregel zoals die hierboven staat vermeld (“dan wel”). Nu klagers klacht daar echter niet op ziet, volstaat de beroepscommissie met deze constatering.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 16 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. F.H.J. van Gaal, leden, bijgestaan door de secretaris.
voorzitter