Nummer 24/39960/GA
Betreft klager
Datum 4 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de weigering van 1 mei 2023 om twee poststukken (met daarin een aantal lege kaarten en enveloppen) aan hem uit te reiken.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 25 maart 2024 het beklag ongegrond verklaard (VU-2023-636). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, de directeur van de PI Vught en de landsadvocaat in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
De directeur heeft op 1 mei 2023 geweigerd om twee poststukken aan klager uit te reiken, omdat deze een aantal lege kaarten en enveloppen bevatten.
In artikel 4.5.3. van de huisregels is opgenomen:
“Het is u niet toegestaan blanco of voorgedrukt(e) ansichtkaarten of briefpapier te ontvangen. Het is eveneens niet toegestaan om via de post postzegels te ontvangen.”
Er staat geen beklag open tegen een algemene regel. Dat geldt ook voor een beslissing die de ‘toepassing betreft van een algemene regel in een concrete situatie’. Het moet dan wel gaan om een beslissing die een-op-een voortvloeit uit de algemene regel. Die algemene regel mag geen ruimte bieden voor interpretatie of nadere afweging (vergelijk RSJ 21 november 2023, 22/27740/GA en RSJ 28 mei 2024, 22/30876/GA).
Nu (objectief) kan worden vastgesteld dat de weigering om de twee poststukken (met daarin een aantal lege kaarten en enveloppen) uit te reiken een-op-een voortvloeit uit de huisregels, gaat het om een de toepassing van een algemene regel in een concrete situatie. Tegen een dergelijke beslissing kan geen beklag worden ingesteld, tenzij die algemene regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving (vergelijk RSJ 15 juli 2022, R 20/7734/GA).
Klager voert aan dat de weigering om de twee poststukken uit te reiken in strijd is met zijn recht op het vrij belijden en bleven van zijn geloof zoals neergelegd in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), nu de inrichtingswinkel geen religieuze ansichtkaarten voor (het vieren van) islamitische feestdagen aanbiedt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van de stukken onvoldoende aannemelijk geworden dat het versturen van religieuze ansichtkaarten voor de islamitische feestdagen een noodzakelijke handeling voor klager is om uiting te kunnen geven aan zijn godsdienst. Het is dus onvoldoende gebleken dat sprake is van een beperking die onder de reikwijdte van artikel 9 van het EVRM valt. Daarmee is geen sprake van strijd met hogere wet- of regelgeving.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 4 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door de secretaris.
voorzitter