Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1765/GV, 11 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1765/GV

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet vinden in de afwijzing van zijn verzoek om algemeen verlof. Als redenen voor een verlof voert hij aan dat hij zijn kind inmiddels al weer tien maanden niet gezien heeft, zijn moeder
kort geleden is overleden waarvoor hij zijn familie moet ondersteunen, er tijdens zijn detentie geen voorvallen zijn geweest zodat de mening van de inrichting zwaarder zou moeten tellen en omdat hij van een hem eerder verleend
– incidenteel – verlof correct is teruggekeerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager is afgewezen omdat uit de verkregen inlichtingen is gebleken dat klager nog een openstaande strafzaak heeft. Dit is een contra-indicatie voor de verlening van verlof. Daarnaast adviseren het openbaar ministerie, de inrichting en
de politie negatief ten aanzien van een eventuele verlofverlening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Als reden voor dat negatieve advies is aangevoerd dat de directeur de negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie en de
Trajectbegeleider zwaar heeft laten wegen.
De Advocaat-Generaal bij het ressortparket te ’s-Hertogenbosch heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een eventuele verlofverlening.
De politie Rotterdam-Rijnmoond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres omdat de hoofdbewoonster van dat adres een dag na de aangevraagde verlofdatum op vakantie gaat.
Het hoofd van het Coördinatiebureau TR Rijnmond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlening van verlof omdat omtrent klager nog onvoldoende informatie voorhanden is. Zo is er nog geen Risc-uitslag voorhanden en heeft er ook nog geen
ontmoeting plaatsgevonden tussen de Trajectbegeleider en de Reclasseringsmedewerker. Hierdoor is het gevaar voor recidive onvoldoende in te schatten.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek wegens – kortweg – opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. Tegen die veroordeling is hoger beroep
ingesteld. Daarnaast heeft klager hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling van de rechtbank te ’s-Gravenhage, waarbij hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), kan aan een gedetineerde algemeen verlof worden verleend als het strafrestant ten minste drie maanden en ten hoogste één
jaar bedraagt. Op grond van artikel 1a van de Regeling worden de strafduur en het strafrestant berekend op grond van de veroordeling waartegen het rechtsmiddel is aangewend. In klagers geval is er sprake van twee veroordelingen waartegen hoger beroep
is
ingesteld. Ten aanzien van de veroordeling waarvoor hij thans is gedetineerd geldt dat het strafrestant daarvan thans nog minder dan één jaar bedraagt. Nu er evenwel nog een tweede strafzaak openstaat, waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld
tot
een vrijheidsstraf en waartegen hij hoger beroep heeft ingesteld, is er thans geen sprake van een strafrestant dat minder dan één jaar bedraagt. Dat maakt dat klager alleen al op grond van het hiervoor genoemde artikel 14 van de Regeling (nog) niet in
aanmerking komt voor algemeen verlof. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, ook indien er wel sprake zou zijn van een bepaalbaar strafrestant dat minder zou zijn dan één jaar, de negatieve
adviezen van (met name) het Openbaar Ministerie en de Coördinator van het Trajectbureau Rijnmond, zodanig zijn, dat de staatssecretaris op goede gronden kon beslissen het verzoek om algemeen verlof af te wijzen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 augustus 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven