Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39528/GA, 31 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39528/GA

Betreft klager

Datum 31 maart 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat structureel sprake is van overlap in activiteiten in het dagprogramma, waardoor hij noodgedwongen een keuze tussen activiteiten moet maken.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 4 maart 2024 het beklag ongegrond verklaard (VU-2023-1788). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) en de landsadvocaat in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Van sommige activiteiten in het dagprogramma schrijft de wet minimumnormen voor, zoals bezoek, sport, luchten en recreatie. Nu de directeur erkent dat er incidenteel sprake is van samenvallen van activiteiten, begrijpt klager niet dat de beklagcommissie tot een ongegrondverklaring is gekomen. Duidelijk is dat klager op de door hem genoemde dagen moest kiezen tussen activiteiten, waardoor aan hem niet of onvoldoende bezoek, sport, luchten en recreatie werd aangeboden. Nu klager geen compensatie werd aangeboden, kan niet worden aangenomen dat hij op die momenten niet wilde deelnemen aan de activiteiten. Klager heeft in ieder geval niet aangegeven dat hij helemaal of tot nader bericht niet meer wil deelnemen aan de voornoemde activiteiten. Op de keuze van klager om wel of niet deel te nemen aan een activiteit kan niet vooruit worden gelopen door de directeur (in die zin dat de directeur activiteiten laat samenvallen en van klager verwacht dat hij uit zichzelf zijn vinger opsteekt voor compensatie). In de zaak met beklagkenmerk VU-2023-774 (in beroep bekend onder 24/39256/GA) heeft de beklagcommissie in haar uitspraak overwogen dat [l]os van de vraag of klager gebruikt maakt van sportfaciliteiten, [...] hij hiertoe feitelijk in de gelegenheid [dient] te worden gesteld. Er is sprake van een ontoereikend dagprogramma, waardoor klager in zijn rechten wordt geschonden.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

Het oordeel van de beklagcommissie is juist. In het geval een bezoekmoment - waarvan de planning afhankelijk is van uiteenlopende omstandigheden, zoals het bezoek van andere gedetineerden – incidenteel samenvalt met bijvoorbeeld luchten, dan wordt dat luchtmoment verplaatst. Als klager van zijn recreatiemomenten gebruik zou maken, zouden ook die momenten worden verplaatst. Klager hoeft dus geen activiteiten te missen. Feit is echter dat klager nooit gebruikmaakt van zijn recreatiemomenten. Klager betwist dat ook niet. Hij heeft nooit kenbaar gemaakt daarvan wel gebruik te willen maken. Dat laat onverlet dat klager kan recreëren en dat een recreatiemoment kan worden ingehaald als dat incidenteel samenvalt met relatiebezoek of een afspraak met de imam. Het is niet zo dat klager moest kiezen tussen activiteiten. Activiteiten die samenvallen kunnen immers worden verplaatst of gecompenseerd.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie beoordeelt allereerst of klager kan worden ontvangen in zijn beklag. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Klager stelt dat een ontoereikend dagprogramma wordt gehanteerd. In zijn klaagschrift heeft klager meerdere dagen in augustus en september 2023 benoemd waarop twee activiteiten in het dagprogramma samenvielen. Het gaat op die dagen om het samenvallen van activiteiten als bezoek, geestelijke verzorging, sport en recreatie. Verder heeft klager benoemd dat het luchten op 8 september 2023 samenviel met het moment van geestelijke verzorging.

Het beklag is gericht tegen het samenvallen van activiteiten in het dagprogramma. De beroepscommissie stelt vast dat geen sprake is van een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, maar van een algemeen geldende regel. Tegen een algemeen geldende regel is volgens vaste jurisprudentie geen beklag mogelijk, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving (vergelijk RSJ 1 mei 2024, 23/32160/GA). De omstandigheid dat voor klager een dagprogramma is samengesteld, doet in dit geval niet aan het algemene karakter van de regel af. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken van strijd met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie licht dat hieronder toe.

Hoewel het (incidenteel) voorkomt dat activiteiten in het dagprogramma samenvallen, kan klager, wanneer hij dat aangeeft, volgens de directeur op een ander moment worden gecompenseerd voor een gemiste activiteit. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende vast komen te staan dat klager in zijn recht op bezoek als neergelegd in artikel 38 van de Pbw, zijn recht op geestelijke verzorging als neergelegd in artikel 41 van de Pbw, zijn recht op sport als neergelegd in artikel 48 van de Pbw en zijn recht op recreatie als neergelegd in artikel 49 van de Pbw is geschonden. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat voor klager de mogelijkheid bestaat een gemiste activiteit op een ander moment in te halen. Ten aanzien van 8 september 2023 acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat het luchtmoment diezelfde dag naar een later moment is verplaatst, waardoor evenmin is gebleken van een schending van het recht op luchten als neergelegd in artikel 49, derde lid, van de Pbw.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.  

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door de secretaris.

   

 voorzitter

Naar boven