Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39035/GA, 20 mei 2025, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39035/GA

Betreft             [klager]

Datum             20 mei 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn uitsluiting van de arbeid voor de duur van zes weken.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 12 februari 2024 het beklag ongegrond verklaard (G-2024-20). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Juridisch kader

Op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: de Regeling) vervalt de zorgverplichting van de directeur voor de beschikbaarheid van arbeid ten aanzien van een gedetineerde die vanwege zijn gedrag tijdens de arbeid op grond van een besluit van de directeur structureel is uitgesloten van toegang tot arbeid. In het besluit bepaalt de directeur de duur van de uitsluiting.

Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet Straffen en Beschermen (Kamerstukken II 2018/2019, 35 122, nr. 3, p. 48, onderdeel K.) komt naar voren dat de arbeidsplicht per 1 juli 2021 is komen te vervallen, maar dat de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid in beginsel aan iedere gedetineerde wordt aangeboden. Het personeel zal gedetineerden motiverend bejegenen om gedetineerden de voordelen van deelname aan de arbeid te doen laten inzien. Gedetineerden die wel in staat, maar niet bereid zijn om zich in te zetten en een prestatie te leveren (ongemotiveerde gedetineerden), kunnen uitgesloten worden van de arbeid. De directeur dient deze beslissing niet lichtvaardig te nemen.

Het voorgaande volgt ook uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling arbeid gedetineerden (Stcrt. 2021, 28357). Daarin staat ook dat wangedrag van de gedetineerde tijdens de arbeid een structureel karakter moet hebben en dat de directeur er verstandig aan doet eerst een gedetineerde die zich schuldig maakt aan dergelijk gedrag te waarschuwen met bijvoorbeeld een disciplinaire straf. Alleen het wangedrag tijdens de arbeid kan tot uitsluiting van arbeid kan leiden. Wangedrag buiten de arbeid is geen grond voor de uitsluiting. In dat geval heeft de directeur andere middelen (disciplinaire straffen) tot zijn beschikking.

In de huisregels van de PI Sittard is onder paragraaf 3.2 Arbeid vermeld dat een gedetineerde tijdelijk of structureel kan worden uitgesloten van arbeid indien hij te laat is of om een andere reden niet komt opdagen. Verder staat in het Arbeidsreglement – voor zover relevant – het volgende: “Bij korte afwezigheid vanwege een straf buiten de arbeid behoudt u de werkplek. Bij afwezigheid vanwege een straf binnen de arbeid verliest u uw werkplek en dient u zich opnieuw op te geven”.

 

Inhoudelijke beoordeling

Uit de stukken volgt dat aan klager op 15 december 2023 een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting is opgelegd, vanwege aangetroffen contrabande in zijn cel. Op 22 december 2023 heeft hij opnieuw een disciplinaire straf gekregen. Dit keer van drie dagen opsluiting, nadat op zijn cel een televisie was gevonden die daar niet hoorde te zijn. Als gevolg van deze straffen is klager een periode afwezig geweest bij de arbeid (conform artikel 55, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, op grond waarvan de gedetineerde is uitgesloten van deelname aan activiteiten tijdens de disciplinaire straf van opsluiting). Vanwege die afwezigheid heeft de directeur beslist tot klagers uitsluiting van de arbeid. Klager werkte op een arbeidszaal waar het noodzakelijk is dat men zo min mogelijk afwezig is, omdat met externe afnemers afspraken zijn gemaakt die door de inrichting tijdig moeten worden nagekomen. De directeur stelt dat dit met klager is besproken.

In de beslissing is (in algemene zin) genoteerd dat klager ‘herhaaldelijk is aangesproken op zijn gedrag/functioneren bij de arbeid’, maar dat dit ‘niet tot verbetering heeft geleid’ en dat hij om die reden wordt uitgesloten van de arbeid. Door en namens klager wordt betwist dat hij meerdere keren is aangesproken op zijn gedrag. Daarnaast stelt klager dat de beslissing is genomen naar aanleiding van gedrag dat zich buiten de arbeid voordeed.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van de stukken niet gebleken dat bij klager sprake is van (structureel) wangedrag tijdens de arbeid, zoals bedoeld in artikel 1a, van de Regeling. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de uitsluiting van klager van de arbeid niet in lijn is met het bepaalde in het Arbeidsreglement, waarin staat dat een gedetineerde in geval van korte afwezigheid door een disciplinaire straf wegens gedrag buiten de arbeid zijn werkplek behoudt. In klagers geval was – zo heeft de directeur ook toegelicht – sprake van een disciplinaire straf wegens het bezit van contrabande en een televisie op zijn cel die daar niet hoorde. Dit zijn gedragingen buiten de arbeid. Dit levert naar het oordeel van de beroepscommissie geen structureel wangedrag op tijdens de arbeid, zoals bedoeld in artikel 1a van de Regeling. De beroepscommissie is ook niet gebleken van een straf vanwege gedrag tijdens de arbeid.

De enkele omstandigheid dat klager een (korte) periode niet heeft deelgenomen aan de arbeid – een (in beginsel) automatisch en rechtstreeks gevolg van een disciplinaire straf van opsluiting – is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen rechtvaardiging voor de beslissing tot uitsluiting van de arbeid, nog los van de vraag of in klagers geval sprake was van structureel wangedrag.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €40,-, te vermeerderen met het gemiste arbeidsloon in de betreffende periode van zes weken.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-, te vermeerderen met het gemiste arbeidsloon in de betreffende periode van zes weken.

Deze uitspraak is op 20 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven