Nummer 23/37983/GA
Betreft [klager]
Datum 22 juli 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, gedurende de nachtelijke uren, voor de duur van zeven dagen, vanwege het structureel veroorzaken van geluidsoverlast op de leefafdeling, met name in de nachtelijke uren, ingaande op 10 november 2023.
De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen heeft op 4 december 2023 het beklag formeel gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €12,50 (SC 2023/363). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S. Drent, heeft namens klager tegen deze uitspraak beroep ingesteld, voor zover het beklag (impliciet) inhoudelijk ongegrond is verklaard.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het PPC Scheveningen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De opgelegde ordemaatregel is niet rechtmatig. Klager is gediagnosticeerd met ADHD en een bipolaire stoornis. Hij heeft in het PPC Zyprexa voorgeschreven gekregen, een vorm van het Olanzapine antipsychoticum medicijn. Klager heeft meteen aangegeven van Zyprexa door zijn ADHD juist hyperactief te worden in plaats van kalm en bedaard.
Deze medicatie kreeg klager steeds om 22:00 uur. Omdat hij wilde voorkomen dat aan hem een sanctie zou worden opgelegd vanwege het weigeren van (het nemen van) zijn medicijnen, heeft hij deze telkens genomen. Het resultaat hiervan was dat hij rond de nachturen enorm druk was.
Het inrichtingspersoneel is ook bekend met het feit dat Zyprexa klager hyperactief maakt. Het tijdstip van de medicatieoverhandiging aan hem is immers verplaatst naar een vroeger tijdstip. Bovendien heeft hij dit eerder meegemaakt in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Klager heeft het personeel expliciet verzocht om contact op te nemen met het personeel in het PPC van het JC Zaanstad, zodat zij dit kunnen bevestigen.
De rapportages van de geluidsoverlast zijn opgemaakt in de periode dat klager de medicijnen nog kreeg om 22:00 uur. Nu de overlast direct te wijten is aan de werking van Zyprexa op hem, kan de overlast als gevolg van het handelen van klager niet verwijtbaar zijn.
Klager heeft zich voorts verzet tegen de subsidiariteit van de opgelegde ordemaatregel. De plaatsing in de afzonderingscel tijdens de nachtelijke uren is ingrijpend. Het eerder overhandigen van de medicijnen is een oplossing die veel gangbaarder was dan het direct opleggen van deze ordemaatregel.
De tenuitvoerlegging van de ordemaatregel is ook disproportioneel. Klager is vanaf 10 november 2023 driemaal, in de nachtelijke uren, in afzondering geplaatst. Hij werd telkens al voor 17:00 uur naar de afzonderingscel gebracht en kwam hier pas rond 10:00 uur uit. Dit tijdsbestek van zeventien uur is disproportioneel lang en strekt verder dan ‘de nachtelijke uren’.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen van €37,50 (3 x €12,50).
Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.
3. De beoordeling
Relevante wet- en regelgeving
De directeur is op grond van artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. Een gedetineerde kan in afzondering worden geplaatst indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming op grond van artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw.
Uit artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw, volgt dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt om te worden gehoord, alvorens hij een ordemaatregel oplegt zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw.
De ordemaatregel
Klager heeft op 10 november 2023 een ordemaatregel opgelegd gekregen van een week plaatsing in een afzonderingscel, gedurende de nachtelijke uren. De ordemaatregel is na drie nachten beëindigd. De directeur heeft aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat klager structureel geluidsoverlast veroorzaakte op de leefafdeling, met name in de nachtelijke uren.
Inhoudelijke beoordeling
Klager voert aan dat hij hyperactief wordt door de voorgeschreven medicatie Zyprexa. Doordat klager pas om 22:00 uur zijn medicatie kreeg, werd hij namelijk enorm druk gedurende de nachtelijke uren. Voor zover klager meent dat hem geen verwijt kan worden gemaakt, omdat de oorzaak van de geluidsoverlast ligt bij de medicatie, volgt de beroepscommissie hem niet. Anders dan bij een disciplinaire straf, speelt bij de oplegging van een ordemaatregel de verwijtbaarheid van de geconstateerde gedraging namelijk geen rol.
Volgens klager was het inrichtingspersoneel bekend met het verband tussen zijn medicatiegebruik en de nachtelijke overlast, of kon daarmee bekend zijn door informatie op te vragen bij de vorige inrichting waar hij verbleef. Volgens klager is de oplossing om de medicatieoverhandiging op een vroeger tijdstip te laten plaatsvinden veel gangbaarder en minder ingrijpend dan het ondergaan van een ordemaatregel. De beroepscommissie overweegt hierover als volgt.
De beroepscommissie stelt voorop dat het in deze procedure niet op haar weg ligt in te gaan op medische kwesties. Uit het verweerschrift van de directeur voor de beklagcommissie komt naar voren dat de directeur vooraf heeft overlegd met het behandelteam van klager. Niettemin stelt de beroepscommissie vast dat de directeur klagers stelling inzake het bekend zijn met zijn hyperactiviteit door de medicatie niet heeft bestreden. Daarbij komt dat klager niet is gehoord voordat de ordemaatregel is opgelegd. Het beklag is daarom ook formeel gegrond verklaard. Ook in de uren dan wel dagen daarna heeft de directeur klager niet gehoord. Klagers argumenten zijn daardoor niet meegenomen in de beoordeling van de vraag of de ordemaatregel noodzakelijk was. De beroepscommissie merkt daarover op dat het hoorgesprek juist het moment was waarop klager (nogmaals) bij de directeur had kunnen aangeven dat de nachtelijke geluidsoverlast verband hield met de werking van de medicatie en dus het tijdstip waarop deze werd uitgereikt. Klager heeft in zijn beroepschrift dan ook
– onweersproken – aangegeven dat de medicatie nu eerder wordt overhandigd en dat dit de nachtelijke geluidoverlast voorkomt. Daarbij komt dat de directeur ook stelt dat na beëindiging van de ordemaatregel afspraken met klager zijn gemaakt en dat klager sindsdien in de nachtelijke uren geen geluidsoverlast meer heeft veroorzaakt. De beroepscommissie kan zich voorstellen dat deze afspraken – in lijn met de lezing van klager – voortkomen uit het vervroegen van het tijdstip van de medicatieoverhandiging. De beroepscommissie is in dit geval dan ook van oordeel dat het vervroegen van het tijdstip van de medicatieoverhandiging afdoende had kunnen zijn om de nachtelijke geluidsoverlast te eindigen. Daarom is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat de oplegging van de ordemaatregel noodzakelijk was.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover het beklag inhoudelijk ongegrond is verklaard en het beklag in zoverre alsnog (in zijn geheel) gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Aan klager is door de beklagcommissie reeds een tegemoetkoming toegekend van €12,50. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming mede gelet hierop vaststellen op in totaal €20,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover het beklag inhoudelijk ongegrond is verklaard en verklaart het beklag alsnog (in zijn geheel) gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €20,-.
Deze uitspraak is op 22 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.
secretaris voorzitter