Nummer 24/44083/GB
Betreft [klager]
Datum 31 maart 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI).
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 11 juni 2024 afgewezen.
Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing en de beroepscommissie heeft dat beroep op 2 oktober 2024 gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan (RSJ 2 oktober 2024, 24/41617/GB).
Klagers raadsman, mr. M.L. van Gaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een (nieuwe) beslissing te nemen.
Verweerder heeft op 18 november 2024 klagers verzoek (opnieuw) afgewezen. Daartegen heeft klager opnieuw beroep ingesteld en de beroepscommissie heeft dat beroep op 25 februari 2025 gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €75,- (RSJ 25 februari 2025, 24/44740/GB).
2. De beoordeling
De beroepscommissie heeft verweerder in haar uitspraak van 2 oktober 2024 opgedragen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen. Deze uitspraak is de volgende dag per e-mail verzonden. Verweerder had dus uiterlijk 17 oktober 2024 een nieuwe beslissing moeten nemen. Dit is pas op 18 november 2024 gebeurd. Nu verweerder te laat heeft beslist, zal het beroep gegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het verzoek om een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, gelet op hetgeen de beroepscommissie heeft overwogen in RSJ 25 februari 2025, 24/44740/GB. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan bepalen op €75,-, omdat klager in de periode van 17 oktober 2024 tot 18 november 2024 ten onrechte niet in een JJI heeft verbleven.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.
Deze uitspraak is op 31 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter