Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/45226/GA, 18 juni 2025, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           24/45226/GA

Betreft [klager]

Datum  18 juni 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het verzuim om tijdig te beslissen over promotie naar het plusprogramma.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op 12 december 2024 klager niet‑ontvankelijk verklaard in zijn beklag (MB‑2024‑492). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 24 oktober 2024 heeft klager een klaagschrift ingediend wegens het verzuim om te beslissen over het promoveren (of niet promoveren) naar het plusprogramma. Als er sprake is van zo’n verzuim, is klager ontvankelijk in zijn beklag op grond van artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De directeur heeft klager met een beslissing van 4 september 2024 teruggeplaatst naar het basisprogramma voor een periode van zes weken. Binnen zes weken, dus uiterlijk op 16 oktober 2024, diende er een nieuwe beslissing te worden genomen (zie RSJ 6 februari 2024, 23/33663/GA en 23/33664/GA). De directeur heeft niet op tijd beslist hierover.

Het is voor klager onbegrijpelijk dat de beslissing van 4 september 2024 door de directeur niet te traceren is. Uit een e-mail van het hoofd detentie & re‑integratie (D&R) naar klagers raadsman, blijkt dat klager op 18 september 2024 is besproken in een (regulier) multidisciplinair overleg (MDO). Tijdens dit overleg is besloten dat hij langer in het basisprogramma zou moeten blijven. Volgens klager klopt dit niet met het oog op de beslissing van 4 september 2024. Het reguliere MDO, dat kennelijk in die periode plaatsvond, kan voornoemde beslissing namelijk niet veranderen. Uit dezelfde e-mail van het hoofd D&R volgt tevens dat klager op of omstreeks 30 oktober opnieuw zou worden beoordeeld. De termijn waarbinnen deze beoordeling zou plaatsvinden overschrijdt de zes weken termijn. Dit is in strijd met artikel 1d, zesde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

Klager heeft op 4 september 2024 een besluit tot degradatie ontvangen. Dit besluit was eerder onvindbaar in de administratie, de beschikbare systemen en het archief, doordat het besluit zich per abuis enkel op een privé-schijf bevond.

Klager had volgens de gebruikelijke zeswekelijkse cyclus op 16 oktober 2024 besproken moeten worden en een beslissing moeten krijgen. Klager is per abuis pas tijdens het MDO van 29 oktober 2024 besproken. Naar aanleiding hiervan heeft hij een besluit tot promoveren ontvangen op diezelfde dag. Dit maakt dat klager dertien dagen te lang in het basisprogramma heeft verbleven.

Op 3 januari 2025 heeft de directie getracht om klager te compenseren. Klager is een tegemoetkoming aangeboden aan de hand van de standaardbedragen van de RSJ. De standaard tegemoetkoming voor een onterechte degradatie voor de duur van zes weken is €45,-. Klager is voor dertien dagen (afgerond twee weken) ten onrechte gedegradeerd gebleven, waardoor de inrichting aan klager een tegemoetkoming heeft aangeboden van €15,-. Daarnaast is klager een regeling aangeboden, waardoor hij zijn openstaande reeds goedgekeurde verlofdagen, die hij door langer verblijf in het basisprogramma niet kon inzetten, alsnog kan inzetten in de resterende maanden in detentie. Klager heeft namelijk uitstel gekregen van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling van zestig dagen. Om die reden heeft klager voldoende tijd om zijn verlofdagen in te dienen.

Klager was in eerste instantie akkoord met de aangeboden compensatie en gaf aan de klacht en het beroep te willen intrekken, maar kwam hier bij nader inzien toch op terug.

 

3. De beoordeling

Relevante regelgeving

In artikel 1d, zesde lid, van de Regeling, staat dat “de directeur […] de periode [bepaalt] gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken.”

Beoordelingskader ontvankelijkheid in beklag

Klager heeft op 24 oktober 2024 beklag ingesteld tegen het niet na zes weken ontvangen van een beslissing inzake promoveren. Daarmee is het beklag gericht tegen een verzuim of weigering om te beslissen op grond van artikel 60, tweede lid, van de Pbw. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, als niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen. Nu de directeur klager voor de duur van zes weken had gedegradeerd, had na zes weken een nieuwe beslissing moeten worden genomen (vergelijk RSJ 6 februari 2024, 23/33663/GA en 23/33664/GA). De beroepscommissie overweegt dat als er voor de directeur een dergelijke termijn geldt, een gedetineerde na afloop van die termijn kan klagen tegen het niet-tijdig nemen van een beslissing (vergelijk RSJ 23 september 2024, 23/33744/GA).

Overschrijding termijn

Vast staat dat klager op 4 september 2024 een degradatiebeslissing heeft ontvangen. Hierin stond overigens ook vermeld: “Over zes weken zal ik wederom een besluit nemen naar aanleiding van uw gedrag gedurende deze periode op basis van een advies van het MDO”.

De directeur had aldus (uiterlijk) op 16 oktober 2024 een nieuwe beslissing moeten nemen over mogelijk promoveren, maar hij heeft pas op 29 oktober 2024 een nieuwe beslissing genomen. Daarmee was op 24 oktober 2024 (datum indienen klaagschrift) de termijn van zes weken om te beslissen verstreken. Gelet hierop heeft de directeur nagelaten om binnen deze termijn van zes weken te beslissen over promoveren (vergelijk RSJ 29 december 2022, 21/27720/GA). Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag en dit beklag alsnog gegrond verklaren.

Tegemoetkoming

Door de directeur is in beroep aan klager een tegemoetkoming van €15,- aangeboden, die klager heeft geweigerd. In dit geval vindt de beroepscommissie een tegemoetkoming wel op zijn plaats. De beroepscommissie zal aansluiten bij het aanbod van de directeur en deze vaststellen op €15,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

Deze uitspraak is op 18 juni 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven