Nummer 23/38094/GA
Betreft [klager]
Datum 4 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – beklag ingesteld tegen de beslissing om hem onder cameratoezicht te plaatsen, vanwege een honger- en dorststaking, ingaande op 3 maart 2023.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – op 14 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (KA-2023-66). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. W. Hendrickx, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Almelo (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager persisteert bij zijn voor de beklagcommissie ingenomen standpunt. Er is geen sprake geweest van een honger- en dorststaking; enig rapport hierover ontbreekt. Er was derhalve geen noodzaak om hem onder cameratoezicht te plaatsen. In het format voor medisch advies is ook niet (nader) ingegaan op de gesteldheid van klager, terwijl daarvan een omschrijving gegeven had moeten worden. Klager stelt zich voorts op het standpunt dat de duur van het cameratoezicht, te weten veertien dagen, disproportioneel is. Er had ook volstaan kunnen worden met een veel kortere periode.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar zijn voor de beklagcommissie ingenomen standpunt. De ‘ordemaatregel’ is niet in strijd met de wet en ook niet onredelijk of onbillijk. Klager is op 3 maart 2023 in een strafcel geplaatst vanwege het toepassen van geweld richting een medegedetineerde. Tijdens zijn plaatsing in een strafcel heeft klager aangegeven niet meer te zullen eten en drinken. Nu hij dit ook daadwerkelijk niet deed, is besloten hem – voor zijn eigen veiligheid – onder cameratoezicht te plaatsen. De directeur heeft voorts aangevoerd dat de duur van de maatregel niet disproportioneel is geweest. Dagelijks werd beoordeeld of de maatregel gehandhaafd diende te blijven. Klager heeft zijn honger- en dorststaking beëindigd op 4 maart 2023, waarna het cameratoezicht op 5 maart 2023 is beëindigd.
3. De beoordeling
Hoorplicht
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder j, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, voordat hij beslist over het toepassen van cameratoezicht, als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, en 51a, eerste lid, van de Pbw.
Uit de schriftelijke mededeling blijkt dat de directeur klager niet heeft gehoord voorafgaand aan het opleggen van het cameratoezicht, omdat klager door de medische dienst/arts was gezien. Dit is nogmaals bevestigd op de beklagzitting.
Naar het oordeel van de beroepscommissie miskent de directeur daarmee dat het voorafgaand aan de beslissing horen van klager uitdrukkelijk aan de directeur of zijn plaatsvervanger is voorbehouden (zie RSJ 7 augustus 2002, 02/0507/GA en RSJ 30 mei 2023, 21/23553/GA). Voorts behoort de toepassing van cameratoezicht niet tot de limitatieve opsomming van artikel 57, derde lid, van de Pbw op grond waarvan het horen achterwege kan blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet of de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat (vergelijk RSJ 10 december 2021, R-20/8084/GA).
De directeur had klager dan ook moeten horen voorafgaand aan het opleggen van het cameratoezicht. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Het toegepaste cameratoezicht
Op grond van artikel 51a van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een strafcel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.
Uit de stukken leidt de beroepscommissie af dat de directeur heeft bedoeld klager tijdens zijn verblijf in de strafcel in het kader van een disciplinaire straf met een camera te observeren. De door de directeur gebruikte grondslag van art 24a van de Pbw leent zich hier niet voor, nu de in dat artikel bedoelde afzonderingscel niet gelijk kan worden gesteld met een strafcel, ook al worden – zo is de beroepscommissie ambtshalve bekend – in de praktijk veelal beide benamingen voor dezelfde cel gebruikt. De grondslag voor het uit te oefenen cameratoezicht is artikel 51a van de Pbw. Nu er inhoudelijk geen verschil bestaat tussen beide bepalingen, zal de beroepscommissie hieraan geen consequenties verbinden. Zij zal de beslissing van de directeur verbeterd lezen en het beklag op die manier beoordelen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van de stukken voldoende aannemelijk geworden dat klager op 3 maart 2023 in honger- en dorststaking is gegaan en deze op 4 maart 2023 heeft beëindigd. Alvorens de directeur heeft beslist tot oplegging van cameratoezicht heeft hij advies ingewonnen bij de inrichtingsarts, die cameratoezicht noodzakelijk heeft geacht. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Verder heeft het cameratoezicht niet langer geduurd dan noodzakelijk. Dagelijks werd bezien of het cameratoezicht gehandhaafd diende te worden. Het cameratoezicht is vervolgens beëindigd kort nadat klager zijn honger- en dorststaking had beëindigd.
Tegemoetkoming
De beroepscommissie ziet in de schending van de hoorplicht aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Hoewel in de schriftelijke mededeling van het cameratoezicht staat vermeld dat dit is opgelegd voor de duur van veertien dagen, is gebleken dat het cameratoezicht na drie dagen is beëindigd. Op basis daarvan zal zij de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op €15,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.
Deze uitspraak is op 4 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. I.J.M.W. van der Sanden, secretaris.
secretaris voorzitter