Nummer 24/43090/GM
Betreft klager Datum 17 maart 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de fysiotherapeut hem niet de juiste behandeling geeft.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en mr. B.M. Loef, waarnemend voor mr. M. de Reus, gehoord op de digitale zitting van 20 februari 2025.
De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft nooit problemen gehad met de fysiotherapeut. Dan komt er een nieuw persoon die wat anders wil, maar dat helpt niet bij klager. Klager doet al oefeningen en werkt ook gewoon, al jaren. De fysiotherapeut weet niet waarover hij het heeft.
Hoewel klager toestemming heeft gegeven, zit het medisch dossier niet bij de stukken. Dat maakt een inhoudelijke beoordeling van de klacht niet mogelijk. Het voorstel is om de behandeling aan te houden en het medisch dossier op te vragen.
Klager is sinds de discussie met de fysiotherapeut niet meer opgeroepen. Als je buiten niet tevreden bent over de fysiotherapie, kan je naar een andere overstappen. Dat kan klager in detentie niet. Klager is aangewezen op de zorg en de fysiotherapie binnen de inrichting. Dat maakt dat gezocht moet worden naar een passende oplossing. Klager heeft gezien zijn rug- en nekklachten fysiotherapie nodig. In het bemiddelingsadvies wordt klager aangeraden om in gesprek te gaan met de fysiotherapeut. Dat is begrijpelijk, maar klager wordt al langere tijd niet meer opgeroepen. De stroef lopende communicatie bemoeilijkt de zaak. De medische dienst mag er echter niet aan voorbijgaan dat klager in detentie zit en hulp nodig heeft. Hij mag in gesprek gaan over een andere behandeling. Klager doet al oefeningen. Hij doet er alles aan om zijn klachten te verminderen. Klager heeft al veel verschillende behandelingen waaronder massage gehad. Bij massage heeft hij wel baat. Deze fysiotherapeut wil klager die behandeling niet geven en dat bevreemdt klager.
Als niet wordt besloten om de behandeling aan te houden voor het opvragen van het medisch dossier, is het standpunt van klager dat sprake is van schending van artikel 71f van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), omdat hij niet in overleg met hem de noodzakelijke behandeling krijgt.
Klager heeft op 30 april 2024 meteen een klacht ingediend, maar die is niet opgepakt. Op 23 juli 2024 heeft hij nogmaals eenzelfde klacht ingediend. Die is wel in behandeling genomen.
Klager wil worden geholpen, maar niet op deze manier. Hij moet nog bijna twee jaar detentie ondergaan.
Standpunt van de inrichtingsarts
Klager en de fysiotherapeut hebben een meningsverschil over de behandeling. Klager wil wekelijks manuele therapie omdat dit volgens hem het beste helpt, hoewel hij daarna slechts twee à drie dagen verlichting ervaart. De fysiotherapeut heeft geconcludeerd dat manuele therapie onvoldoende effectief is om wekelijks toe te passen en heeft voorgesteld om de behandeling met oefeningen te combineren. Klager stond niet open voor die behandelcombinatie. De fysiotherapeut heeft geprobeerd uit te leggen dat klager niet wekelijks zal worden behandeld, maar maximaal om de week en altijd in combinatie met het doen van oefeningen. Vanwege de niet-respectvolle manier van communiceren van klager met de fysiotherapeut en het plaatsvervangend hoofd zorg, is besloten klager niet meer voor fysiotherapie op te roepen.
3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden en het medisch dossier op te vragen. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken, waaronder de met het oog op het gesprek met het hoofd zorg door de fysiotherapeut opgestelde verslag van klagers behandeling, en wat ter zitting naar voren is gebracht, voldoende ingelicht om tot een beoordeling te komen en wijst het verzoek om aanhouding af.
Omdat de manuele behandeling klager maar maximaal een paar dagen verlichting gaf en daarom naar het oordeel van de fysiotherapeut niet effectief genoeg was, heeft de fysiotherapeut besloten klager om de week te behandelen in combinatie met het doen van oefeningen. Klager ging met de door de fysiotherapeut aangeboden combinatietherapie niet akkoord en is boos geworden. Vanwege de niet-respectvolle manier waarop klager met de fysiotherapeut communiceerde is hij weggestuurd en niet meer voor fysiotherapie opgeroepen.
Bij navraag op de zitting bleek dat klager met manuele therapie massage bedoelt. Masseren heeft echter wetenschappelijk gezien geen toegevoegde waarde bij een hernia of andere lage rugklachten. Oefentherapie is daarentegen bewezen effectief, mede doordat die behandelvorm de bewegingsangst bij de patiënt kan wegnemen.
Het handelen van de fysiotherapeut kan niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.
Wel merkt de beroepscommissie op dat bij het verlenen van goede zorg ook het onderhouden van een goede zorgrelatie van belang is. Klager is in detentie afhankelijk van de zorg binnen de penitentiaire inrichting en krijgt al bijna een jaar geen fysiotherapie meer. Na verloop van tijd dient het gesprek met klager weer te worden aangegaan om de relatie te herstellen en aan klager (nogmaals) duidelijk te maken wat de fysiotherapeut voor hem kan betekenen. Klager dient daar wel voor open te staan.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter