Nummer 24/38452/GA
Betreft [klager]
Datum 31 maart 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het openen en het niet in een gesloten envelop uitgereikt krijgen van aan hem gerichte post van het Openbaar Ministerie (OM).
De beklagcommissie bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 12 januari 2024 het beklag ongegrond verklaard (ZS-JA-2023-160). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. N. Hannaart, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De klacht ziet - kort gezegd - op het feit dat klager zijn dagvaarding niet (zoals gebruikelijk) in een gesloten envelop heeft ontvangen. De dagvaarding is geprint aan hem uitgereikt, waardoor het voor iedere medewerker van het JC Zaanstad leesbaar was of had kunnen zijn.
Op grond van artikel 36 in verbinding met 37 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een dagvaarding – een poststuk van een justitiële autoriteit – slechts in het bijzijn van de betrokken gedetineerde worden ingezien door een medewerker van de inrichting. Het had in de lijn der verwachtingen gelegen dat de dagvaarding in een gesloten envelop aan klager zou worden uitgereikt. Nu dit niet is gebeurd zijn klagers rechten geschonden. Dat het OM de dagvaarding via de mail naar de inrichting had gestuurd, maakt dit niet anders. Vanuit de inrichting had in dat geval het OM erop moeten worden gewezen dat de dagvaarding in een gesloten envelop diende te worden uitgereikt, met het verzoek dit alsnog te doen.
Standpunt van de directeur
Het beroepschrift van klager bevat geen aanvullende gronden ten opzichte van zijn beklag. De directeur blijft dan ook bij zijn eerdere reactie.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op 21 september 2023 vanuit het OM een e-mail is gestuurd naar het JC Zaanstad. Bijgevoegd zat een bijlage met een ‘dagvaarding van verdachte’ voor klager met het verzoek aan de inrichting de dagvaarding vóór 30 september 2023 uit te reiken aan klager en deze ingevuld terug te sturen. De dagvaarding is geprint, in een envelop gedaan en op 26 september 2023 door de casemanager aan klager uitgereikt.
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Het hierboven genoemde handelen van het personeel kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).
Het OM heeft een aan klager gerichte dagvaarding per e-mail aan de inrichting gestuurd met het verzoek om deze aan klager uit te reiken. Volgens klager is zijn dagvaarding op 26 september 2023 uitgereikt op een wijze die niet strookt met het bepaalde in artikel 36 in verbinding met 37 van de Pbw. Onder deze omstandigheden kan er naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake zijn van een (structurele en belangrijke) tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur (ongeacht wat de precieze situatie verder was). Klager heeft dan ook onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. De beklagcommissie had klager daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 31 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter