Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42454/TA, 10 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/42454/TA

Betreft [klager]

Datum 10 maart 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel ingaande op 26 januari 2024.

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 7 augustus 2024 het beklag ongegrond verklaard (RV 2024/46). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn waarnemend raadsvrouw mr. K. van Cleef, en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 17 januari 2025.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De instelling is ermee bekend dat klager regelmatig hasj gebruikt. In het verleden was er zelfs sprake van een gedoogbeleid ten aanzien van klager, totdat zijn voormalig hoofdbehandelaar vertrok. De opvolgende hoofdbehandelaar heeft het gedoogbeleid beëindigd.

Klagers klacht houdt in dat er sprake is van dubbele bestraffing ten aanzien van één feit, namelijk het (vermoeden van) drugsgebruik ofwel het aanwezig hebben van softdrugs. Voorafgaand aan 26 januari 2024 is klager op vrijhedenniveau rood geplaatst in verband met (mogelijk) gebruik van verdovende middelen dan wel het aanwezig hebben daarvan. Op 26 januari 2024 is aan klager een afzonderingsmaatregel opgelegd omdat de drugshond bij zijn kamer aansloeg. Dat is te verwachten aangezien sociotherapie de dag daarvoor de hasjlucht ook heeft geroken. Er is geen sprake van een nieuwe omstandigheid waarvoor klager kan worden bestraft. De plaatsing op vrijhedenniveau rood is al een opgelegde straf voor de omstandigheid dat klager softdrugs zou hebben gebruikt ofwel aanwezig zou hebben gehad op zijn kamer. Het feit dat er op 26 januari 2024 kruimels zijn aangetroffen in klagers kamer, maakt het ook geen nieuwe omstandigheid. Niet is beschreven op basis waarvan is geconstateerd dat het om kruimels hasj ging. Ook zijn de kruimels niet onderzocht om vast te stellen dat het softdrugs betreft. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat het kruimels hasj betreft. Daarnaast is klager niet eerder op afzondering geplaatst vanwege drugsgebruik of het aanwezig hebben van softdrugs. Telkens is hij op vrijhedenniveau rood geplaatst. Klager begrijpt niet waarom nu een nog meer ingrijpende maatregel van afzondering aan hem is opgelegd. Juist omdat er niets nieuws is gebeurd. Verder betwist klager dat hij dreigende uitlatingen zou hebben gedaan. Ook blijkt uit de schriftelijke mededeling niet dat klagers houding en gedrag mede een grondslag vormden voor het opleggen van de bestreden afzonderingsmaatregel. In de schriftelijke mededeling staat alleen dat er een kamercontrole met een drugshond heeft plaatsgevonden waarbij contrabande is aangetroffen en dat in de dagen daarvoor een cannabisgeur bij klagers kamer is waargenomen. Er worden in de schriftelijke mededeling geen andere incidenten vermeld die een rol zouden hebben gespeeld bij het opleggen van de afzonderingsmaatregel. Daarnaast zijn de voorwaarden waaraan klager moest voldoen om de maatregel te laten beëindigen, te weten het niet mogen schelden en het niet mogen dreigen, algemeen omschreven. Deze voorwaarden worden vaak opgenomen in de schriftelijke mededeling van een ordemaatregel, maar op basis daarvan kan niet worden gesteld dat er in onderhavig geval meer aan de hand was dan het vermeende drugsgebruik dan wel het voorhanden hebben van contrabande door klager. Kortom, gelet op het voorgaande meent klager dat hij tweemaal is bestraft voor één en dezelfde omstandigheid, waardoor hij oplegging van de afzonderingsmaatregel onterecht acht.

Standpunt van het hoofd van de instelling

In de periode voorafgaand aan 26 januari 2024 verbleef klager in vrijhedenniveau rood vanwege het gebruik van verdovende middelen. In de periode tussen 23 januari 2024 en 26 januari 2024 hebben zich feiten en omstandigheden voorgedaan waardoor het behandelteam het op 26 januari 2024 noodzakelijk achtte om een afzonderingsmaatregel aan klager op te leggen om de orde en veiligheid in de instelling te kunnen waarborgen. De oplegging van de afzonderingsmaatregel werd niet alleen noodzakelijk geacht vanwege klagers drugsgebruik en het voorhanden hebben van contrabande, maar ook vanwege zijn houding en gedrag. Klager had te kennen gegeven dat hij niet zou stoppen met blowen. Daarnaast zocht hij de grenzen op en deed hij zorgwekkende uitspraken richting sociotherapie. Zo heeft klager te kennen gegeven dat als zijn tbs-maatregel met twee jaar zou worden verlengd, hij ervoor zou zorgen dat hij binnen een week weg zou zijn. Hij zou een sociotherapeut zijn kamer in trekken en een mes op diens keel zetten om op die manier een overplaatsing af te dwingen. Dat de oplegging van de afzonderingsmaatregel ook samenhangt met klagers gedrag, komt ook naar voren uit de voorwaarden waaraan klager moest voldoen om de afzonderingsmaatregel te laten beëindigen. Daarin staat opgenomen dat klager de aanwijzingen van sociotherapie diende op te volgen en niet mocht dreigen en schelden. De bestreden afzonderingsmaatregel betreft een ordemaatregel die in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid aan klager is opgelegd; het is geen punitieve sanctie. De terugplaatsing in vrijhedenniveau rood die daaraan vooraf is gegaan – een behandelinhoudelijke beslissing en geen ordemaatregel – betreft evenmin een punitieve sanctie. Bovendien zijn in het verleden vaker ordemaatregelen aan klager opgelegd vanwege drugsgebruik.

 

3. De beoordeling

Uit de stukken en wat ter zitting is besproken komt naar voren dat de grondslag voor de bestreden afzonderingsmaatregel is gelegen in zowel klagers drugsgebruik en het voorhanden hebben van contrabande als klagers houding en gedrag. Het behandelteam achtte een lichtere maatregel ontoereikend, aangezien klager al op intern vrijhedenniveau rood verbleef en er een kamercontrole heeft plaatsgevonden, waarna is geconstateerd dat klager alsnog verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Daarbij heeft klager zich dreigend uitgelaten richting sociotherapie. Zo heeft hij te kennen gegeven dat wanneer zijn tbs-maatregel met twee jaren wordt verlengd hij een sociotherapeut zou gijzelen door diegene zijn kamer in te trekken en een mes op diens keel te zetten om zo een overplaatsing af te dwingen. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in de gegeven omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen beslissen om op 26 januari 2024 een afzonderingsmaatregel aan klager op te leggen teneinde de orde en veiligheid in de instelling te kunnen handhaven. Anders dan klager stelt, is daarbij geen sprake van bestraffing, laat staan dubbele bestraffing. Ook heeft de bestreden afzonderingsmaatregel naar het oordeel van beroepscommissie gelet op klagers houding en gedrag niet onevenredig lang geduurd. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 10 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven