Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42172/GM, 7 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/42172/GM

Betreft klager

Datum 7 maart 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de PI Veenhuizen, locatie Norgerhaven (hierna: de inrichtingsarts). Voor zover in beroep aan de orde beklaagt klager zich erover dat hij

- getest wil worden maar dat dat niet gebeurt en dat medicatie wordt voorgeschreven zonder fatsoenlijke diagnose;

- niet de juiste medicatie krijgt;

- zich bij de psychiater niet gehoord voelt;

- de psycholoog niet krijgt te spreken;

- als hij ziek is niet wordt gezien door de medische dienst. Over hem wordt dan de melding gedaan dat hij ongeoorloofd afwezig is, waardoor hij geen loon ontvangt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw mr. B.I. Keukens gehoord op de digitale zitting van 21 januari 2025.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te verschijnen.

De secretaris heeft na de zitting nadere informatie (de rapportage van de psychiater) opgevraagd bij de medische dienst. Deze informatie is op 4 februari 2025 ontvangen. De rapportage is met een reactietermijn doorgestuurd naar klager en zijn raadsvrouw.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De belangrijkste klacht gaat over de medicatie voor ADD/ADHD. Daar is heel lang geen onderzoek naar gedaan. Dat klager voor dat onderzoek langere tijd op dezelfde plek verblijft is belangrijk, maar als hij wordt overgeplaatst is dat niet aan hem te wijten. Klager is uiteindelijk psychologisch onderzocht in een verslavingskliniek. Dat staat niet in het dossier. Er is een vermoeden van ADHD, maar het was niet mogelijk een ontwikkelanamnese uit te voeren en daarom was het ook niet mogelijk om een definitieve diagnose te stellen. Het door klager gewenste onderzoek is er niet gekomen, maar achteraf is gebleken dat er een vermoeden is van ADHD en dat zijn vraag om medicatie terecht is. Klager krijgt nog steeds niet de juiste medicatie. Er wordt niet goed gereageerd op wat klager aangeeft.

Klager is niet twee keer opgeroepen door de psychiater. Klager heeft een paar gesprekken gevoerd met J., de psychiater. Samen met een andere psychiater kwam deze tot de conclusie om klager atomoxetine voor te schrijven. Klager kende dit niet en wilde de bijsluiter. Klager heeft van een medegedetineerde Ritalin gekregen en hij voelde zich daar goed bij.

Het is waar dat klager af en toe chaotisch is en in de war kan zijn, maar dat is niet aan een psychose te wijten. Klager wilde later de atomoxetine wel proberen, maar dat mocht toen niet meer. Klager heeft ter ondersteuning medicatie nodig, anders loopt hij vast. Hij moet zich kunnen concentreren. De medische dienst is hier niet goed mee omgegaan en daarom is klager bepaalde middelen gaan gebruiken. Klager heeft olanzapine geprobeerd maar dat ging niet beter.

Andere klachten zijn dat klager ongeoorloofd afwezig wordt verklaard van werk zonder een arts te zien. Verder wil klager niet meer dat er rapporten uit het verleden worden ingezien. Daarvoor trekt hij zijn toestemming in.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts sluit zich aan bij de conclusie van de medisch adviseur. Klager heeft meerdere klachten ingediend omdat hij vindt dat hij niet de juiste behandeling krijgt. De behandelaren hebben de vragen van klager uiterst serieus genomen. Ze hebben klager heel vaak gesproken en met klager meegedacht welke behandelingen het beste zouden passen bij de klachten. Maar klager was het vaak niet eens met de behandeling die zijn behandelaren voorstelden. Klager was erop gericht een bepaald soort medicijn te krijgen, zonder dat hij de medicatie die de behandelaar beter bij de klachten vond passen voor langere tijd wilde proberen. Het is begrijpelijk dat de psychiater voor het starten van bepaalde medicatie eerst een goede diagnose wil hebben. Om een diagnose te stellen en na het starten van de medicatie de patiënt in de gaten te kunnen houden, is het van belang dat de patiënt voor langere tijd op één plek blijft. Het was duidelijk dat klager tijdens de behandeling in het kader van de ISD‑maatregel al de juiste onderzoeken zou krijgen. De psychiater heeft zich ervoor ingespannen om klager gesprekken met een psycholoog te laten voeren. Dit is in de ISD inmiddels opgestart.

 

3. De beoordeling

Opmerking vooraf

De beroepscommissie stelt vast dat klagers klachten zijn gedateerd 2 april 2024 en 30 april 2024 en dat een klacht over een gebeurtenis op 23 mei 2024, die op 4 juni 2024 is ontvangen door de secretaris van de commissie van toezicht, niet is gedateerd.

Klager is op 15 februari 2024 geplaatst in de locatie Norgerhaven van de PI Veenhuizen en op 14 juni 2024 binnen de PI Veenhuizen overgeplaatst naar Klein Bankenbosch, een locatie met een ISD‑afdeling (een inrichting voor stelselmatige daders).

De klachten zien op het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven.

De klachten

Het niet gehoord voelen door de psychiater, de voorgeschreven medicatie en het niet doen van nader onderzoek

Uit de rapportage van de psychiater komt naar voren dat gezien het toestandsbeeld en klagers verleden olanzapine een betere optie lijkt dan de Ritalin, oxazepam en diazepam die klager wil. Olanzapine werkte eerder goed, maar klager heeft dit middel op eigen initiatief afgebouwd. Er zijn wel andere opties, zoals atomoxetine, maar voordat dit kan worden voorgeschreven is eerst nader onderzoek nodig. Dit kan worden gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD‑maatregel. De psychiater heeft geadviseerd dat klager olanzapine blijft gebruiken, zij het dat de dosering eventueel kan worden verlaagd. Klager wilde dit middel echter niet, omdat hij geen psychose had doorgemaakt. Klager wilde de benzodiazepinen niet afbouwen, tenzij hij stimulantia zou krijgen. Klager is uitgelegd dat het zo niet werkt.

Het beeld dat uit de rapportage naar voren komt is dat klager regelmatig door de inrichtingspsychiater is gezien en dat met hem is meegedacht welke behandeling het beste bij zijn klachten past. Dat klager het niet eens is met de behandeling die de psychiater voorstelt, maakt niet dat sprake is van onzorgvuldig handelen. Dat de psychiater met onderzoek heeft gewacht totdat klager op de ISD‑afdeling zou worden geplaatst – de verwachting was dat dit een paar maanden later het geval zou zijn – is naar het oordeel van de beroepscommissie evenmin onzorgvuldig.

Het handelen van de inrichtingsarts/-psychiater kan niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

De psycholoog niet te spreken krijgen

In het medisch dossier staan verschillende aantekeningen over verzoeken van klager om de psycholoog te spreken, voor zover hier relevant beginnend op 18 maart 2024. Op diezelfde dag en daarna in april en mei 2024 staan aantekeningen over het sturen van mails naar de psychologische dienst. Ook de psychiater heeft een aantekening gemaakt dat het goed zou zijn als klager door de psycholoog wordt gezien. Uit het standpunt van de inrichtingsarts in beroep is op te maken dat de gesprekken tijdens de tenuitvoerlegging van de ISD‑maatregel zijn opgestart. Dat is na klagers overplaatsing naar Klein Bankenbosch op 14 juni 2024.

Hoewel wachttijden voor een psycholoog niet ongewoon zijn, zowel binnen als buiten detentie, is voor de beroepscommissie niet duidelijk geworden waarom een gesprek met de psycholoog niet eerder, vóór klagers overplaatsing naar de ISD‑afdeling, kon worden gerealiseerd. Vanwege het ontbreken van die uitleg moet de beroepscommissie ervan uitgaan dat een eerdere afspraak wel mogelijk was en dat klager niet kan worden verweten dat een afspraak met de psycholoog niet eerder tot stand is gekomen. Een dergelijke gang van zaken is niet zorgvuldig. Daarom moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw.

Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €15,-.

De medische dienst komt niet als klager ziek is

In het medisch dossier is een aantal keer te lezen dat klager vragen heeft over ziekmelding. Bij 7 mei 2024 staat genoteerd dat aan klager is uitgelegd wat de procedure om je ziek te melden voor de arbeid inhoudt. Bij gebreke aan meer informatie over wanneer en hoe klager zich heeft ziekgemeld, is deze gang van zaken naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onzorgvuldig aan te merken. Dat klager de melding ‘ongeoorloofd afwezig’ heeft gekregen en toen geen loon heeft ontvangen, zijn door of namens de directeur van de inrichting genomen beslissingen waartegen bij de beklagcommissie beklag kan worden ingediend. Deze beslissingen vallen buiten de beoordeling van het medisch handelen van de inrichtingsarts en de beroepscommissie zal dit deel van het beroep dan ook verder buiten beschouwing laten.

Het handelen van de inrichtingsarts kan in zoverre niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voorzover dit betrekking heeft op de totstandkoming van een afspraak met de psycholoog en voor het overige ongegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

 

Deze uitspraak is op 7 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven