Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46790/SGA, 6 maart 2025, schorsing
Uitspraakdatum:06-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/46790/SGA

Betreft verzoeker

Datum 6 maart 2025

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Sittard (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met televisie, vanwege betrokkenheid bij een geweldsincident richting een medegedetineerde waarin hij de agressor was, ingaande op 28 februari 2025 om 08:00 uur en eindigend op 7 maart 2025 om 08:00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de stukken komt naar voren dat er op 23 februari 2025 een incident bij de doucheruimte heeft plaatsgevonden, waarna camerabeelden zijn teruggekeken, telefoongesprekken zijn uitgeluisterd en een getuige is gehoord. Uit navraag bij de directeur blijkt dat hiervan geen schriftelijke verslaglegging is. In de reactie op het verzoekschrift beschrijft de directeur dat op de camerabeelden is waargenomen dat verzoeker kort na een medegedetineerde de doucheruimte betreedt en dat zij daar even later weer uitkomen, waarna verzoeker een schoppende beweging richting de medegedetineerde maakt terwijl de medegedetineerde een pan heft richting verzoeker. Daarnaast zou verzoeker tijdens een telefoongesprek met zijn partner hebben gezegd dat hij een medegedetineerde heeft opgesloten in een douchehokje. Verder heeft een getuige die ook aanwezig was in de doucheruimte gezegd niets te hebben gezien, maar verzoeker zou hem wel hebben verteld dat hij een medegedetineerde had opgesloten in een douchehokje. Gezien verzoeker de medegedetineerde doelbewust is gevolgd de doucheruimte in, een schoppende beweging heeft gemaakt richting deze medegedetineerde en in een telefoongesprek en tegen een getuige heeft gezegd dat hij een medegedetineerde heeft opgesloten in een douchehokje, is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker de agressor van het incident was, aldus de directeur. Namens verzoeker is aangevoerd dat hij de medegedetineerde niet doelbewust gevolgd is de doucheruimte in, maar dat hij al van plan was om te gaan douchen. In de douche werd hij door de medegedetineerde aangevallen met een pan. Er is sprake van zelfverdediging, aldus verzoeker.   

De voorzitter stelt vast dat niet conform artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet schriftelijk verslag is opgemaakt van betrokkenheid bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Mede door het ontbreken van enige schriftelijke verslaglegging ziet de voorzitter op basis van de stukken onvoldoende aanknopingspunten voor het aanwijzen van verzoeker als agressor van het incident. De context van het uitgeluisterde telefoongesprek dan wel de getuigenverklaring is niet duidelijk nu een schriftelijke weergave ontbreekt. De voorhanden zijnde stukken, inhoudende screenshots van camerabeelden, bevestigen verzoekers lezing dat de medegedetineerde een pan naar hem heeft geheven. Op de screenshots is  verder te zien dat verzoeker voorafgaand aan het betreden van de doucheruimte al met een handdoek over zijn schouder op de afdeling aanwezig was. Het enkele feit dat hij kort na de medegedetineerde de doucheruimte inloopt, rechtvaardigt mede daarom niet zonder meer de gevolgtrekking dat verzoeker de medegedetineerde doelbewust naar de doucheruimte is gevolgd.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing naar het oordeel van de voorzitter zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 6 maart 2025 gedaan door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, bijgestaan door mr. P.H. van Roosmalen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven