Nummer 23/34181/GM
Betreft klager
Datum 3 maart 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsman, mr. M. van Stratum, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hem noodzakelijke zorg is onthouden.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de digitale zitting van 21 januari 2025.
Vanuit de afdeling zorg van de PI Alphen aan den Rijn is aangegeven dat er op de zittingsdatum geen leidinggevende van de medische dienst aanwezig is en is gevraagd om aanhouding van de behandeling. Dat verzoek is afgewezen. De inrichtingsarts is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op een verslag van horen van klager en zijn raadsman. Daarop is geen reactie ontvangen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is de benodigde zorg onthouden. Het heeft te lang geduurd voordat hij op het spreekuur kon komen en door de inrichtingsarts kon worden onderzocht en hij is te laat naar andere behandelaars doorverwezen. Afspraken werden afgezegd en klager werd aan het lijntje gehouden. Klagers raadsman heeft voor het indienen van de klacht meermalen gebeld en gemaild naar de medische dienst. Toen werd klager pas opgeroepen. Vervolgens heeft hij een klacht ingediend. De ontvankelijkheid is dan ook geen probleem. Wat er daarna is gebeurd, kleurt het in. Klager had veel last en hinder van zijn buikklachten. Er had eerder zorg verleend moeten worden. De RSJ wordt verzocht hier goed naar te kijken om herhaling te voorkomen.
Klager is op 21 oktober 2023 geopereerd. De inrichtingsarts heeft een breukband geadviseerd maar daar wacht klager nog steeds op. Het gaat allemaal heel langzaam en moeizaam. Klager is door de chirurg verwezen naar een sportarts, maar die is binnen de PI niet beschikbaar. Dat de inrichtingsarts met een sportarts heeft overlegd, wist klager niet. Klager zou door een gespecialiseerde fysiotherapeut moeten worden geholpen. Eenmaal heeft een mevrouw van buiten hem gezien. Maar zij was van mamazorg voor na de bevalling. Zij heeft een echo van klagers buik gemaakt en bekeken hoe groot de buikwandbreuk was. Zij heeft de fysiotherapeut van de PI een paar oefeningen laten zien, zodat die dat kon oppakken.
Klager zit hier nog steeds mee. De operatie in oktober 2023 is misgegaan en klager zou eigenlijk opnieuw geopereerd moeten worden. Als dat allemaal eerder was gedaan, speelde dit probleem nu niet. Klager moet naar de arbeid en gaat binnenkort naar een beperkt beveiligde afdeling. Hij kan dan niet naar een ziekenboeg gaan.
Standpunt van de inrichtingsarts
De weergave van klager is niet geheel in lijn met de bevindingen van de medische dienst. Klager heeft op 7 maart 2023 een medische klacht ingediend, waarbij hij stelde dat hem zorg werd onthouden. Tijdens de voorbemiddeling op 20 maart 2023 werd duidelijk dat klager de klacht wilde doorzetten. Helaas is het verslag van het klachtbemiddelingsgesprek niet gearchiveerd. Wel is in klagers medisch dossier bij 20 maart 2023 de uitkomst gerapporteerd.
De medisch adviseur heeft om die reden het verslag van de voorbemiddeling niet kunnen inzien, maar heeft wel het medisch dossier onderzocht en de conclusie is dat onduidelijk is welke zorg klager is onthouden. Voor klagers belangrijkste klacht is hij verwezen naar de specialist, die op dat moment ging bekijken of een operatie noodzakelijk was. Er was geen sprake van ernstige afwijking.
Het leveren van zorg is maatwerk en soms is het nodig om een zorgplan bij te stellen. Dit kan zijn door verder onderzoek, overleg tussen behandelaren of het plannen van een ingreep. Dat is in het geval van klager gedaan. De medische dienst was benaderbaar voor klager, er zijn waar nodig aanpassingen doorgevoerd en er is samen met klager gezocht naar oplossingen.
3. De beoordeling
Waartegen is het beroep gericht?
Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 18 april 2023. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.
Inhoudelijk
De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager zich op 7 oktober 2022 voor het eerst meldt met buikpijnklachten. Op 25 november 2022 vindt een verwijzing plaats naar de polikliniek chirurgie van het Alrijne Ziekenhuis. Die afspraak gaat op 21 december 2022 niet door vanwege miscommunicatie met de Dienst Vervoer en Ondersteuning en vindt vervolgens op 25 januari 2023 plaats. De zorg in verband met klagers buikpijnklachten ligt daarna opnieuw enkele weken stil. De medische dienst krijgt een schriftelijke terugkoppeling uit het ziekenhuis, maar dan duurt het te lang voordat klager ondanks zijn aanhoudende hulpvraag (verder) wordt geholpen. Meerdere afspraken met klager worden in verband met drukte uitgesteld. Klager wordt verwezen naar een sportarts, maar pas weken later wordt vanuit de medische dienst navraag gedaan. Dan blijkt dat de sportarts niets voor klager kan doen. Uit een telefonisch contact op 7 maart 2023 tussen de inrichtingsarts en de aios chirurgie die klager op 25 januari 2023 op de polikliniek heeft gezien, komt naar voren dat klager het beste wordt behandeld door een gespecialiseerde fysiotherapeut. Die hulp moet vervolgens ook weer eerst worden georganiseerd, aangezien de gespecialiseerde fysiotherapeut van buiten de PI moet komen. De fysiotherapeut van de PI zou een breukband bestellen. Aannemelijk is geworden dat klager die nog steeds niet heeft ontvangen.
De beroepscommissie is van oordeel dat medisch‑technisch gezien de inrichtingsarts en de andere hulpverleners die wat betreft het beroep tegen medisch handelen met hem worden gelijkgesteld de juiste dingen voor klager hebben gedaan, maar dat de inrichtingsarts over het gehele proces onvoldoende regie heeft gevoerd waardoor de hulpverlening onnodig vertraging heeft opgelopen. Het gaat dan ook om de begeleiding van klager en de uitleg aan hem welke stappen er naar aanleiding van de hulpvraag zouden worden gezet. Aan klager is niet tijdig en duidelijk teruggekoppeld wat er moest gebeuren en waarom de hulp langer op zich zou laten wachten.
Het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,‑.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.
Deze uitspraak is op 3 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter