Nummer 24/39468/GA
Betreft [klager]
Datum 17 maart 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het tegen hem toegepaste geweld op 18 december 2023.
De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 29 februari 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (ZS-JC-2024-2). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. E.B. Jobse in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Voor een beter begrip voor het handelen van de medewerkers zet de directeur kort uiteen wat er aan het incident op 18 december 2023 voorafging. Er was sprake van een verandering van het gedrag van klager. Klager is op 29 november 2023 vanuit een tbs-kliniek in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van het JC Zaanstad geplaatst omdat hij een kopstoot zou hebben gegeven. Tot 11 december 2023 heeft klager goed gefunctioneerd in het PPC. Op 11 december 2023 vertoonde klager vreemd gedrag en veroorzaakte hij een brandalarm. Op 13 en 14 december 2023 schreeuwde klager en liet hij onvoorspelbaar gedrag zien. Op 15 december 2023 veroorzaakte klager wederom een brandalarm en moest de sprinkler geactiveerd worden. Hij weigerde mee te werken en maakte seksueel grensoverschrijdende opmerkingen naar een vrouwelijke medewerker. Klager is uiteindelijk geboeid.
Op 18 december 2023 lukte het de dienstdoende medewerkers niet om klager te kalmeren. Omdat hij zich niet liet wegleiden van de situatie/plaats, is ervoor gekozen om klager naar de grond te brengen. Dat was op dat moment ook noodzakelijk om de situatie te de-escaleren, aangezien het gedrag van klager een ontwrichtend effect had op de leefafdeling en daarmee de orde, rust en veiligheid in het geding was. Ook tijdens het naar de grond brengen en het verplaatsen naar de afzonderingscel werkte klager niet mee en volgde hij de instructies van de medewerkers niet op. Daarbij verzette klager zich hevig. De medewerkers hebben daarom gepast geweld moeten gebruiken om klager onder controle te krijgen en te houden. Eenmaal in de afzonderingscel moest klager middels het boeienluik van zijn boeien worden ontdaan, zodat de medewerkers de ruimte veilig konden verlaten. Er waren drie medewerkers bij het incident betrokken. Bij het verplaatsen van klager naar de afzondering is een vierde medewerker aangesloten. De directeur wil benadrukken dat de medewerkers, die goed zijn getraind, deze situatie goed hebben ingeschat en op een juiste wijze hebben gehandeld.
Het gedrag van klager rechtvaardigde het naar de grond brengen van klager. Het hevige verzet van klager rechtvaardigde het gepaste geweld dat daarop moest worden gebruikt om klager onder controle te krijgen en te houden.
Standpunt van klager
De uitspraak van de beklagrechter, waar klager het nagenoeg helemaal mee eens is, dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Gelet op de ernst en de zwaarte van het geweld dat op klager is toegepast, waaronder een kniestoot van achteren tegen zijn rug en het tegen de muur aan smijten tot bloedens toe, stond klager letterlijk doodsangsten uit. De tegemoetkoming van €20,- doet onvoldoende recht aan het toegepaste geweld en de immateriële schade bij klager en hij verzoekt dan ook om een tegemoetkoming van minimaal €250,-. Klager verzoekt om ook om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden bij ongegrondverklaring van het beroep van de directeur.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid in beklag
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan een gedetineerde beklag instellen tegen een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Ook kan worden geklaagd over de wijze waarop een beslissing wordt uitgevoerd (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76-77). De wijze van uitvoering dient dan wel nauw samen te hangen met die beslissing.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan in dit geval sprake. Het incident is op 18 december 2023 gestart op de afdeling, in reactie op het gooien van een kussen door klager. De situatie is geëscaleerd en in het kader daarvan is op enig moment de beslissing genomen om klager over te brengen naar een afzonderingscel. Klagers klacht is op te vatten als te zijn gericht tegen (de wijze van uitvoeren van) deze beslissing, omdat (ook) bij zijn overbrenging naar de afzonderingscel geweld is toegepast. De beklagrechter heeft klager dan ook terecht ontvankelijk verklaard in zijn beklag, zij het op andere gronden.
Inhoudelijk
Uit het naar waarheid opgemaakte schriftelijk verslag van 18 december 2023 en de nadere toelichting van de directeur komt naar voren dat klager, toen hij de afdeling opkwam, al ‘geladen’ overkwam op het personeel. Toen hij halverwege de afdeling was, gooide klager zijn hoofdkussen richting een medewerker en riep: “Kom dan, kom dan”. Klager maakte zijn lichaam groot en had een geladen mimiek. Klager was vooral gefocust op één medewerker en nam een dreigende houding aan richting die medewerker. Zonder resultaat is geprobeerd om klager rustig te krijgen. Om de situatie niet te laten escaleren is klager vastgepakt en naar de grond gebracht. Klager werkte niet mee en volgde geen instructies op. Klager heeft zich behoorlijk verzet gedurende de verplaatsing naar de afzondering. Tijdens het transport bleef klager zich verzetten en moest hij tegen de muur aangezet worden om meer controle te krijgen. Klager was doorlopend aan het bedreigen en schelden. In de afzondering bleef klager zich verzetten en moest hij geboeid blijven, zodat de begeleiding veilig de ruimte kon verlaten.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet aannemelijk geworden dat jegens klager disproportioneel geweld is toegepast, ook gezien klagers dreigende houding en het volledige gebrek aan medewerking. Klager heeft erkend het kussen te hebben gegooid. Uit de stukken kan worden afgeleid dat zich vanaf 11 december 2023 – in aanloop naar het voorval op 18 december 2023 – enkele incidenten hebben voorgedaan, waarbij klager wisselend, zeer onvoorspelbaar en boos gedrag vertoonde en zich heeft verzet tegen het personeel. Het lukte telkens niet of met moeite om die situaties te de-escaleren. In het licht van die voorgeschiedenis is het niet aannemelijk dat klager op 18 december 2023 een weerloze houding zou hebben aangenomen.
Gelet op het voorgaande zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de grondslag van de aan klager toegekende tegemoetkoming is komen te vervallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. R.A.E. van Noort, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter