Nummer 24/45303/GA
Betreft [klager]
Datum 9 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur)
1. De procedure
De directeur heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij het PPC Scheveningen van 28 november 2024 voor zover de uitspraak ziet op het beklag tegen de beslissing van 31 oktober 2024, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (beklagkenmerk: SC 2024-323). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
2. De beoordeling
Het indienen van een (pro forma) beroepschrift
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Pbw kan tegen de uitspraak van de beklagcommissie een beroepschrift worden ingediend. Uit de tweede volzin van dit wetsartikel volgt dat het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak moet worden ingediend. Een beroepschrift dient voorzien te zijn van gronden (redenen/motivering voor het beklag). Als een beroepschrift zonder gronden (pro forma) wordt ingediend, dan stelt de beroepscommissie een termijn waarin de gronden van beroep alsnog kunnen worden ingediend.
Wat is er in dit geval gebeurd?
Op 13 december 2024 is de uitspraak van de beklagcommissie naar partijen toegestuurd. Op 18 december 2024 heeft de directeur een pro forma beroepschrift ingediend. De directeur is bij e-mailbericht van 19 december 2024 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 8 januari 2025 de gronden van het beroep alsnog schriftelijk mede te delen. In dit bericht wordt aan de directeur meegegeven dat het in de lijn der verwachting ligt dat de beroepscommissie de directeur niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep als de beroepsgronden niet binnen de gestelde termijn worden ontvangen. De directeur heeft niet binnen de gegeven termijn zijn beroepsgronden ingediend en hij heeft ook niet (gemotiveerd) verzocht om uitstel of een nieuwe termijn. De beroepscommissie heeft per e-mailbericht van 15 januari 2025 medegedeeld dat de zaak schriftelijk zal worden behandeld. Naar aanleiding van dat e-mailbericht heeft een juridisch medewerker bij het PPC Scheveningen dezelfde dag gevraagd of hij alsnog de beroepsgronden mag indienen voordat de zaak schriftelijk zal worden behandeld. De juridisch medewerker licht toe dat hij de beroepsgronden op 20 december 2024 al heeft ontvangen van de directeur, maar is vergeten deze door te sturen naar de beroepscommissie.
Beoordeling
De beroepscommissie begrijpt dat de juridisch medewerker namens de directeur (impliciet) een beroep doet op een verschoonbare termijnoverschrijding voor het indienen van de beroepsgronden. Hiervoor is geen wettelijke grondslag in de Pbw, maar de beroepscommissie is van oordeel dat het in bijzondere gevallen mogelijk moet zijn om een beroep hierop te kunnen doen. In het verleden heeft de beroepscommissie ook al eens zo’n beroep op verschoonbare termijnoverschrijding voor het indienen van de gronden beoordeeld (zie bijvoorbeeld RSJ 13 oktober 2023, 23/33656/GA, en RSJ 8 januari 2025, 24/43586/TA).
De beroepscommissie overweegt daarbij verder nog het volgende. Uit de hiervoor geschetste procedure volgt dat de insteller van het beroep ruimschoots de tijd en gelegenheid is geboden om het beroepschrift alsnog met redenen te omkleden voor zover hij dat nog niet had gedaan. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat er in beginsel geen ruimte meer is voor een verschoonbare termijnoverschrijding voor het indienen van de beroepsgronden. Slechts in zeer bijzondere gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt (zie bijvoorbeeld RSJ 13 oktober 2023, 23/33656/GA).
Uit de stukken komt naar voren dat de beroepsgronden niet tijdig zijn ingediend. De beroepscommissie is in dit geval van oordeel dat hiervoor geen goede reden bestond. Nu het beroepschrift niet binnen de gegeven termijn van gronden is voorzien en geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding, zal de beroepscommissie de directeur niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart de directeur niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze uitspraak is op 9 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
secretaris voorzitter