Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35349/GA, 1 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/35349/GA

Betreft             [klager]

Datum             1 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. Het negeren van klagers verzoek gezien te worden door een arts of psycholoog sinds zijn plaatsing in een isoleercel op 26 mei 2023 (DC-2023-294);
  2. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege verbale agressie naar het personeel, ingaande op 26 mei 2023 (DC-2023-295).

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 25 juli 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.K. Bhadai, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het DC Rotterdam in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepsrechter wijst het verzoek daarom af.

De beroepsrechter heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken is de beroepsrechter van oordeel dat de beklagcommissie de klachten terecht ongegrond heeft verklaard.

Wat betreft de ontvankelijkheid van klager in klachtonderdeel a, overweegt de beroepsrechter nog het volgende. Klager meent dat de directeur de op hem rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft geschonden door verzoeken van klager om toegang tot medische zorg systematisch te negeren. Een schending van een zorgplicht kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem. Weliswaar richt het beklag zich niet tegen een structurele tekortkoming van de directeur, maar dat is in gevallen als deze ook niet goed mogelijk. Het gaat in dit geval echter wel om een belangrijke (vermeende) tekortkoming, waartegen naar het oordeel van de beroepscommissie wel moet kunnen worden geklaagd. De beklagcommissie heeft daarom klager terecht in dit onderdeel van de klacht ontvangen.

Voor zover klager meent dat de hem verleende medische zorg door de medische dienst niet voldoende is geweest staat voor hem de medische beklagprocedure open zoals beschreven in hoofdstuk XIIb (Beroep tegen medisch handelen) van de Pbw. In de huidige procedure valt het medisch handelen van de medische dienst buiten de reikwijdte van het beklag.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 1 november 2024 gedaan door mr. drs. F.A.M. Bakker, beroepsrechter, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven