Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39001/GA, 22 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39001/GA

Betreft             [klager]

Datum             22 augustus 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. het niet mogen volgen van de opleiding tot barbier (ZS-ZO-2023-511);
  2. het delen van persoonlijke informatie met de kappersopleider (ZS-ZO-2023-512).

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 29 januari 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en het beklag onder b. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R.I. Kool, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad en […], juridisch medewerker bij de het JC Zaanstad, gehoord op de digitale zitting van 30 mei 2024.

Mr. L. van der Linden, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht vanwege het ontbreken van voldoende belang. Hij heeft zijn klaagschrift op 16 oktober 2023 geschreven, waardoor er wel belang is bij de inhoudelijke behandeling van zijn klacht. De bestreden beslissing is genomen voor de overplaatsing naar de PI Alphen überhaupt aan de orde was.

Klager heeft duidelijk uiteengezet dat hij voor de kappersopleiding was geselecteerd. Dit is destijds ook met zijn toenmalige mentor en casemanager besproken. Het hoofd arbeid had deelname aan de opleiding al geaccordeerd. Er was klager beloofd dat hij in de lichting van oktober 2023 mocht starten. Het JC Zaanstad heeft zich schuldig gemaakt aan het verbreken van een belofte. Klager kreeg opeens te horen dat hij niet meer mocht deelnemen aan de opleiding, omdat hij tbs-passant is. Ondanks het gegeven dat hij in juli 2023 al als tbs-passant is aangemerkt, zijn er destijds toch afspraken met hem gemaakt over het deelnemen aan de opleiding. De enige reden dat klager niet mag deelnemen, is dat de aard en duur van zijn detentie zich niet zou verhouden met het volgen van de opleiding. Als de opleiding twintig weken duurt – een periode van acht maanden – kan veilig worden gezegd dat klager ten tijde van deelname aan de opleiding nog in het JC Zaanstad zou verblijven. De beslissing om hem niet deel te laten nemen aan de opleiding is onvoldoende gemotiveerd.

De kappersopleider hoort niet te beschikken over informatie over het feit dat klager tbs-passant is. Het is een schending van zijn privacy. Medewerkers van de kappersopleiding hebben hier niets mee te maken.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Binnen het JC Zaanstad is gestart met een nieuwe pilot. Het gaat om de opleiding tot barbier. De opleiding omvat twintig weken les met aansluitend drie maanden stage. De gedetineerde kan een certificaat behalen.

Met klager is besproken op welke manier hij in aanmerking zou kunnen komen voor de opleiding tot barbier. Klager had zich op 24 augustus 2023 al opgegeven en heeft op 14 september 2023 een motivatiebrief geschreven. Naar aanleiding daarvan heeft een gesprek met klager plaatsgevonden. In dat gesprek is geen toezegging gedaan. Klager is op de wachtlijst geplaatst. Er wordt een selectie gemaakt van alle gedetineerden op die lijst. De aanmeldingen worden gewogen. Er wordt onderzocht wie plaatsbaar is. Daarbij wordt informatie zoals de resterende detentieduur in verhouding tot de doorlooptijd van negen maanden bekeken. In oktober 2023 heeft de kappersopleider aan klager kenbaar gemaakt dat hij – gelet op zijn situatie als tbs-passant en de duur van de opleiding – niet in aanmerking komt voor de opleiding. Het was op dat moment voorzienbaar dat klagers plaatsing in het JC Zaanstad voorbij zou zijn voordat hij de opleiding zou kunnen afronden. Het is terecht dat er voorrang wordt gegeven aan een gedetineerde die nog wel de hele opleiding kan afronden.

Tijdens de aanmeldprocedure wordt onderzocht wie plaatsbaar is. Informatie zoals de resterende detentieduur van een gedetineerde moet beschikbaar zijn. Het detentie- en re-integratieplan van een gedetineerde wordt eveneens besproken. Daarmee is ook de situatie na detentie onderwerp van gesprek. Dat klager tbs-passant is, wordt dus gedeeld. Het is onvermijdelijk dat die status onder eigen medewerkers op dit soort momenten aan de orde komt.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Ontvankelijkheid van klager in beklag

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De omstandigheid dat klager uiteindelijk kort na aanvang van de opleiding werd overgeplaatst en niet meer in het JC Zaanstad verbleef, leidt er niet toe dat klager geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige beklag. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie op het beklag beslissen.

 

Inhoudelijk

Op grond van artikel 48, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft de gedetineerde het recht op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde. Op grond van het derde lid draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in deze activiteiten kunnen voorzien. Uit deze bepalingen vloeit een inspanningsverplichting van de directeur voort om gedetineerden in de gelegenheid te stellen om onderwijs te volgen. Het impliceert eveneens dat de directeur niet zonder meer ertoe gehouden is om de door de gedetineerde gewenste opleiding te faciliteren.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat het JC Zaanstad een nieuwe opleiding in de inrichting faciliteert, te weten de opleiding tot barbier. Het verzoek van klager om deze opleiding te volgen is door de directeur afgewezen. De directeur heeft het verzoek afgewezen, omdat klager tbs-passant is. Zijn plaatsing in het JC Zaanstad zou volgens de directeur aflopen, ruim voordat hij de opleiding tot barbier had kunnen afronden.

De beroepscommissie overweegt dat de aard en de duur van de detentie van een gedetineerde meeweegt in de te maken belangenafweging omtrent de vraag of een gedetineerde in staat moet worden gesteld om een opleiding te volgen. Gelet op de ruime duur van de opleiding tot barbier (zes tot negen maanden) in combinatie met het feit dat klager als tbs-passant in afwachting was van plaatsing in een tbs-kliniek, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat deelname door klager feitelijk zou neerkomen op het vroegtijdig moeten beëindigen van de opleiding. Dat klager de opleiding zou kunnen voltooien, was – in het licht van de voornoemde omstandigheden – te onzeker.

Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid het verzoek van klager om de opleiding tot barbier te volgen heeft kunnen afwijzen. De beroepscommissie zal beklag a. daarom ongegrond verklaren.

 

Beklag b.

Klager beklaagt zich over de omstandigheid dat een personeelslid privé-informatie heeft gedeeld met het hoofd van de barbiersopleiding, waardoor sprake zou zijn van een privacyschending. Dat is geen beslissing van de directeur geweest. Daarbij spreekt het voor zich dat in een inrichting informatie wordt uitgewisseld ten behoeve van het nemen van beslissingen, zoals hier ook het geval is. Reeds daarom kan dit geen (structurele en belangrijke) tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur zijn.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag b.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag a., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b., en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klacht.

Deze uitspraak is op 22 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. B. van der Werf en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven