Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38248/GA, 6 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38248/GA

Betreft klager

Datum 6 maart 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen het niet doorgeven dan wel te laat doorgeven van terugbelverzoeken op 14 juni, 6 juli en 26 juli 2023.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 18 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (S-2023-479). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. K. Moors, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er zijn meerdere (urgente) terugbelverzoeken door klagers raadsman ingediend in de periode van juni tot en met juli 2023. De e‑mails hiervan heeft klager overgelegd. Klagers raadsman heeft geen weet van het telefonische contact dat, volgens de administratie van de locatie De Schie, zou hebben plaatsgevonden op 19 juli en 20 juli 2023. Klager blijft bij zijn standpunt dat de terugbelverzoeken van 14 juni, 6 juli en 26 juli 2023 niet, dan wel niet binnen 24 uur na ontvangst, zijn doorgegeven.

Het staat onomstotelijk vast dat er geen telefonisch contact heeft plaatsgevonden op 6 juli en 26 juli 2023. Dat op 26 juli 2023 geen telefonisch contact is geweest blijkt uit de overgelegde belhistorie door de directeur. De mededeling van de directeur dat het onwaarschijnlijk is dat terugbelverzoeken niet zijn doorgezet, heeft geen enkele bewijswaarde. De directeur heeft dan ook onvoldoende voortvarend gehandeld met betrekking tot artikel 39, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Klager is hierdoor niet tijdig geïnformeerd en geadviseerd over klacht- en beroepszaken.

De omstandigheid dat geen telefoongegevens beschikbaar zijn van 14 juni 2023, vanwege de bewaartermijn, kan niet voor rekening van klager komen. Ten tijde van het indienen van het klaagschrift op 3 augustus 2023, waren de gevraagde gegevens volledig beschikbaar voor de directeur. Het proces-verbaal van de zitting van 1 november 2023 geeft blijk van het feit dat de inrichting drie maanden kan terugkijken. Tot en met 14 september 2023 heeft de directeur dus de mogelijkheid gehad om terug te kijken. De directeur heeft nagelaten om tijdig helderheid te verschaffen.

Anders dan de directeur aangeeft, hoeft de raadsman niet in zijn terugbelverzoek kenbaar te maken dat er sprake is van spoed. Als een advocaat een terugbelverzoek doet, staat de noodzaak van het bellen vast (RSJ 1 maart 2013, 12/3913/GA). Een eventuele spoedeisendheid doet niet af aan de omstandigheid dat de terugbelverzoeken niet zijn doorgegeven.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn ingediende verweerschrift, zijn aanvullend verweer en zijn aangevoerde standpunten op de beklagzitting.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in zijn beklag

Klagers raadsman heeft op 14 juni, 6 juli, 19 juli, 20 juli en 26 juli 2023 per e‑mail terugbelverzoeken ingediend bij de locatie De Schie. Klager stelt dat deze verzoeken niet zijn doorgeven dan wel dat hij deze verzoeken te laat (niet binnen 24 uur) heeft ontvangen. Het niet doorgeven van een terugbelverzoek of het te laat doorgeven van een terugbelverzoek kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

 

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem (zie nader RSJ 1 september 2023, 23/31460/GA).

 

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet‑ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

 

In de door klager gestelde omstandigheden, zou het vijfmaal niet doorgeven dan wel te laat doorgeven van een terugbelverzoek in zes weken, een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en kan hij in zijn beklag worden ontvangen.

 

Inhoudelijke beoordeling van het beklag

Relevante wetgeving en jurisprudentie

Op grond van artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, onder j, van de Pbw wordt een gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat wanneer door een advocaat aan een gedetineerde het verzoek wordt gedaan om telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vaststaat (vergelijk RSJ 2 januari 2012, 11/2714/GA). Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt tevens dat terugbelverzoeken op een behoorlijke wijze dienen te worden afgehandeld. Dit houdt in dat terugbelverzoeken aan de gedetineerde worden doorgeven of, ingeval dit niet mogelijk is, de advocaat wordt bericht dat het niet mogelijk is het terugbelverzoek door te geven (bijvoorbeeld RSJ 22 maart 2021, R-19/5648/GA en RSJ 19 februari 2015, 14/4078/GA).

Toepassing in deze zaak

De beroepscommissie gaat uit van het volgende. De raadsman heeft vijf keer een terugbelverzoek gedaan. In beklag heeft de directeur aangevoerd dat klager met zijn raadsman telefonisch contact heeft gehad op 19 juli en 20 juli 2023, wat volgt uit de overgelegde belhistorie door de directeur. Hoewel de raadsman geen weet heeft van deze telefonische contacten, gaat de beroepscommissie hier wel van uit. Klager heeft in beroep aangegeven dat drie van de vijf terugbelverzoeken niet zijn doorgeven, namelijk de terugbelverzoeken van 14 juni, 6 juli en 26 juli 2023. De beroepscommissie overweegt daarover als volgt.

De directeur heeft klagers stelling niet uitdrukkelijk weerlegd. De directeur schrijft enkel dat wegens een bewaartermijn van drie maanden het terugbelverzoek van 14 juni 2023 niet is te achterhalen. Daarnaast verwijst de directeur voor de terugbelverzoeken van 6 juli en 26 juli 2023 in zijn algemeenheid naar de gebruikelijke procedure bij terugbelverzoeken. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval meer informatie en onderzoek van de directeur had mogen worden verwacht. Klager heeft specifieke data genoemd waarop de terugbelverzoeken zijn gedaan. De directeur had navraag kunnen doen bij het personeel of de terugbelverzoeken zijn aangekomen op de afdeling waar klager verblijft en of deze zijn doorgegeven aan klager. De omstandigheid dat klager op 19 juli en 20 juli 2023 telefonisch contact heeft gehad met zijn raadsman, maakt naar het oordeel van de beroepscommissie niet logischerwijs dat de terugbelverzoeken op deze dagen en op de andere dagen zijn doorgeven. Zo volgt uit de overgelegde belhistorie dat het telefonische contact op 19 juli 2023 heeft plaatsgevonden om 9:55 uur. Later op de dag, om 13:27 uur, heeft de raadsman een voicemail ingesproken, waarna hij om 15:50 uur een terugbelverzoek per e‑mail heeft verstuurd. Dit maakt het mogelijk dat het terugbelverzoek van deze dag, ondanks het telefonische contact, niet is doorgegeven aan klager. Het aangevoerde standpunt door de directeur over het niet kenbaar hebben gemaakt van de spoedeisendheid van de terugbelverzoeken, is in dit geval en gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de beroepscommissie niet van belang. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het dan ook voldoende aannemelijk geworden dat de terugbelverzoeken van 14 juni, 6 juli en 26 juli 2023 niet aan klager zijn doorgegeven.

Daarmee is sprake van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €37,50 (drie keer €12,50).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €37,50.

 

Deze uitspraak is op 6 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven