Nummer 24/44779/GA
Betreft [klager]
Datum 29 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
- het niet reageren op het verzoek om loonsverhoging (PL2024/641);
- de beslissing om hem op de vrijdag geen toegang tot het onderwijs(lokaal) te verlenen (PL2024/789);
- het insluiten tijdens het arbeidsblok op vrijdag 3 mei 2024 (PL2024/789).
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Lelystad heeft op 11 november 2024 beklag a. ongegrond verklaard, beklagonderdeel b. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklagonderdeel c. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, een juridisch medewerker bij de PI Lelystad en een plaatsvervangend directeur van de PI Lelystad gehoord op de digitale zitting van 10 januari 2025. Als toehoorder was aanwezig mr. R.A.E. van Noort, lid bij de RSJ.
2. De beoordeling
Beklag a.
De beklagcommissie heeft beoordeeld of klager loonsverhoging had moeten krijgen. De beroepscommissie is echter van oordeel dat het beklag niet tegen zo’n inhoudelijke beslissing is gericht. Klager heeft beklag ingesteld, omdat volgens hem niet op zijn verzoek om loonsverhoging is gereageerd. De beroepscommissie stelt vast dat klager beklag heeft ingesteld tegen een verzuim of een weigering om te beslissen zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).
De directeur betwist dat klager een verzoek om loonsverhoging heeft ingediend. De directeur heeft in beroep aangevoerd dat hij niet bekend is met het bewuste briefje waarin klager zou hebben verzocht om een loonsverhoging. Klager heeft gesteld dat hij bij verschillende inrichtingsmedewerkers navraag heeft gedaan over zijn verzoek om loonsverhoging, maar daar is de directeur ook niet bekend mee en dat had volgens hem uit de administratie (bijvoorbeeld dagrapportages) moeten blijken. Dat is niet het geval. De directeur heeft klagers stelling dan ook gemotiveerd weersproken en de beroepscommissie ziet in het dossier evenmin aanknopingspunten voor zijn stelling. De beroepscommissie komt tot de slotsom dat niet aannemelijk is geworden dat klager een verzoek om loonsverhoging heeft gedaan. Van een verzuim of een weigering om te beslissen zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Pbw is dan ook geen sprake. Om die reden is niet gebleken dat sprake is van ‘een beklagwaardige beslissing’ waartegen klager kon opkomen.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag a.
Beklagonderdeel b.
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklagonderdeel b. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.
Beklagonderdeel c.
De beklagcommissie heeft geoordeeld dat klager zich heeft beklaagd over (de toepassing van) de huisregel van de PI Lelystad: “U bent niet verplicht om de aangeboden arbeid te verrichten, maar als u niet naar de arbeid wenst te gaan, wordt u gedurende het arbeidsblok ingesloten.” Omdat deze algemene regel niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving, heeft de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk in dit beklagonderdeel verklaard.
De beroepscommissie maakt uit de stukken en op grond van wat ter zitting is besproken op dat klager geen arbeid werd aangeboden, maar dat hij in plaats daarvan mocht studeren in het onderwijslokaal. Op maandag tot en met donderdag mocht hij – tijdens de arbeidsblokken – naar het onderwijslokaal toe. Op vrijdag had klager tijdens het arbeidsblok geen onderwijs, maar werd hij gewoonlijk uitgesloten. Dat was echter op vrijdag 3 mei 2024 niet het geval, want toen werd hij op eigen cel ingesloten.
De beroepscommissie is van oordeel dat de huisregel in dit geval niet van toepassing is, omdat klager geen arbeid werd aangeboden. In zoverre had hij op 3 mei 2024 ook geen keuze om naar de arbeid te gaan. De beroepscommissie zal de uitspraak van beklagcommissie daarom in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in beklagonderdeel c. De beroepscommissie zal dit beklagonderdeel als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.
De directeur heeft toegelicht dat hij klager die dag tijdens het arbeidsblok incidenteel moest insluiten vanwege personeelstekort. Klager had op dat moment kennelijk geen activiteit (zoals onderwijs) gepland staan. De beroepscommissie begrijpt dat de directeur het beschikbare personeel nodig had voor de activiteiten waaraan andere gedetineerden deelnamen en dat hij onvoldoende personeel op de afdeling had, waardoor hij het onverantwoord vond om klager vrijelijk op de afdeling te laten bewegen. Niet is gebleken dat deze beslissing in strijd is met wet- of regelgeving. De beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie ook niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beklagonderdeel daarom ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklagonderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklagonderdeel c., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklagonderdeel, maar verklaart dit beklagonderdeel ongegrond.
Deze uitspraak is op 29 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
secretaris voorzitter